Spreidingsplots maken
In een spreidingsplot worden paren van waarden van twee of drie metingen aangegeven.
Dit is handig is als u gegevens wilt weergeven waarbij elke instantie twee getallen heeft, bijvoorbeeld voor de relatie tussen Sales en Quantity per Customer. In het onderstaande spreidingsplot wordt een derde meting gebruikt (Cost) om de bellengrootte te genereren.
U kunt een spreidingsplot maken op het werkblad dat u aan het bewerken bent.
In een spreidingsplot hebt u één dimensie en ten minste twee metingen nodig. U kunt maximaal één dimensie en drie metingen hebben, waarvan de derde meting is gevisualiseerd als de grootte van een bel.
Doe het volgende:
- Klik in een werkblad op om een nieuwe visualisatie toe te voegen.
- Onder Visualisatie selecteert u Spreidingsplot
-
Klik op Toevoegen en selecteer een veld of masterdimensie voor de bellendimensie.
-
Klik op Toevoegen en selecteer een veld of mastermeting voor de x-as.
-
Klik op Toevoegen en selecteer een veld of mastermeting voor de y-as.
-
Optioneel: als u wilt dat de bellengrootte wordt ingesteld op basis van een derde meting, klikt u op Toevoegen en selecteert u een veld of mastermeting.
Nadat u de spreidingsplot hebt gemaakt, kunt u desgewenst het uiterlijk ervan en andere instellingen aanpassen in de geavanceerde bewerkingsmodus. Voor informatie over vormgeving gaat u naar De verdelingsplot opmaken. Voor informatie over het aanpassen van andere aspecten van de uitstraling van het diagram gaat u naar Het uiterlijk van een visualisatie wijzigen.
De verdelingsplot opmaken
Als Geavanceerde opties is ingeschakeld, zijn er een aantal stijlopties beschikbaar onder Uiterlijk in het eigenschappenvenster.
Klik op Stijlen onder Uiterlijk > Presentatie om de stijl van het diagram verder aan te passen. Het stijldeelvenster bevat verschillende secties onder de tabbladen Algemeen en Diagram.
U kunt uw stijlen resetten door te klikken op naast elke sectie. Als u op Alles opnieuw instellen klikt, worden de stijlen voor alle beschikbare tabbladen in het stijlvenster opnieuw ingesteld.
Raadpleeg Aangepaste stijl toepassen op een visualisatie voor algemene informatie over het vormgeven van een afzonderlijke visualisatie.
De tekst aanpassen
U kunt de tekst voor de titel, subtitel en voetnoot instellen onder Uiterlijk > Algemeen. Schakel Titels tonen uit als u deze elementen wilt verbergen.
De zichtbaarheid van de verschillende labels in het diagram is afhankelijk van diagramspecifieke instellingen en labelweergave-opties. Deze kunnen worden geconfigureerd in het eigenschappenvenster.
U kunt de stijl van de tekst bepalen die in het diagram verschijnt.
Doe het volgende:
-
Klik op Geavanceerde opties.
-
Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.
-
Onder Uiterlijk > Presentatie klikt u op Stijlen.
-
Stel op het tabblad Algemeen het lettertype, de nadrukstijl, de grootte en de kleur in voor de volgende tekstelementen:
-
Titel
-
Ondertitel
-
Voetnoot
-
-
Stel op het tabblad Diagram het lettertype, de grootte en de kleur in voor de volgende tekstelementen:
-
Astitel: Stel de stijl van de titels op de assen in.
-
Aslabel: Stel de stijl van de labels op de assen in.
-
Waardelabel: maak de labels op voor de bellen die elke dimensiewaarde vertegenwoordigen.
-
Legendatitel: Stel de stijl van de legendatitel in.
-
Legendalabels: Stel de stijl van de labels van de afzonderlijke legenda-items in.
-
De achtergrond aanpassen
U kunt de achtergrond van het diagram aanpassen. De achtergrond kan worden ingesteld met een kleur en afbeelding.
Doe het volgende:
-
Klik op Geavanceerde opties.
-
Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.
-
Onder Uiterlijk > Presentatie klikt u op Stijlen.
Op het tabblad algemeen van het stijlvenster kunt u een achtergrondkleur (enkele kleur of uitdrukking) selecteren. U kunt de achtergrond ook instellen op een afbeelding uit uw mediabibliotheek of van een URL.
InformatieOm een achtergrondafbeelding van een URL toe te voegen, moet de oorsprong van de URL worden toegevoegd aan de allowlist in het unhoudbeveiligingsbeleid van uw tenant. De oorsprong moet worden toegevoegd met de volgende richtlijn: img-src. Dit doet een tenantbeheerder.
Ga voor meer informatie naar Een CSP-vermelding maken.
Als u een achtergrondkleur gebruikt, kunt u de schuifregelaar gebruiken om de mate van transparantie van de achtergrond aan te passen.
Wanneer u een achtergrondafbeelding gebruikt, kunt u de afbeeldingsgrootte en -positie aanpassen.
De rand en schaduw aanpassen
U kunt de rand en schaduw van het diagram aanpassen.
Doe het volgende:
-
Klik op Geavanceerde opties.
-
Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.
-
Onder Uiterlijk > Presentatie klikt u op Stijlen.
-
Op het tabblad Algemeen van het stijlvenster, onder Rand, wijzigt u de omvang van de Omtrek om de randlijnen rondom het diagram te vergroten of te verkleinen.
-
Selecteer een kleur voor de rand.
-
Wijzig de Hoekstraal om de ronding van de rand in te stellen.
-
Onder Schaduw op het tabblad Algemeen selecteert u de omvang en de kleur van de schaduw. Selecteer Geen om de schaduw te verwijderen.
Omtrek van bellen vormgeven
De stijl van de omtrek van de bellen in de spreidingsplot kan worden ingesteld. U kunt de grootte, de kleur en de ondoorzichtigheid van de omtrek wijzigen.
Doe het volgende:
-
Klik op Geavanceerde opties.
-
Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.
-
Onder Uiterlijk > Presentatie klikt u op Stijlen.
-
Op het tabblad Diagram past u de instellingen aan voor Omtrek bel. U kunt de grootte, kleur en ondoorzichtigheid instellen.
Referentielijnen toevoegen
U kunt referentielijnen toevoegen aan de spreidingsplot. Referentielijnen kunnen worden toegevoegd op de x-as en y-as.
Een X-as referentielijn toevoegen
Doe het volgende:
-
Klik op Geavanceerde opties.
-
Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uitbreidingsmodules uit.
-
Vouw Referentielijnen X-as uit en klik dan op Referentielijn toevoegen.
-
Voer onder Uitdrukking referentielijn een statische waarde of uitdrukking in om de positie van de lijn te bepalen.
-
Pas de referentielijn verder aan door de volgende extra instellingen:
-
Voorwaarde tonen: stel in of de lijn moet worden getoond of verborgen op basis van een voorwaarde.
-
Label en Label tonen: voeg een label toe voor de lijn die getoond zal worden in het diagram en/of het eigenschappenvenster.
-
Waarde tonen: stel in of de waarde moet worden getoond van de uitdrukking die de lijn definieert.
-
Kleur: wijzig de kleur van de lijn.
-
Lijntype: kies tussen een ononderbroken of streepjeslijn.
-
Gekleurde achtergrond: stel in of de label- en waardebalk boven het gegevensgebied van het diagram wordt vormgegeven met een gekleurde achtergrond.
-
Een Y-as referentielijn toevoegen
Doe het volgende:
-
Klik op Geavanceerde opties.
-
Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uitbreidingsmodules uit.
-
Vouw Referentielijnen Y-as uit en klik dan op Referentielijn toevoegen.
-
De positie van de lijn wordt bepaald door de vergelijkingsindelingy=kx+m, waarbij k de helling is en m het y-snijpunt. U kunt deze parameters definiëren door de volgende instellingen voor de nieuw aangemaakte referentielijn:
-
Uitdrukking referentielijn: voer een statische waarde of uitdrukking in om het y-snijpunt te bepalen.
-
Helling: voer een statische waarde of een uitdrukking in om de helling te definiëren.
-
-
Pas de referentielijn verder aan door de volgende extra instellingen:
-
Voorwaarde tonen: stel in of de lijn moet worden getoond of verborgen op basis van een voorwaarde.
-
Label en Label tonen: voeg een label toe voor de lijn die getoond zal worden in het diagram en/of het eigenschappenvenster.
-
Waarde tonen: stel in of de waarde moet worden getoond van de uitdrukking die de lijn definieert.
-
Kleur: wijzig de kleur van de lijn.
-
Lijntype: kies tussen een ononderbroken of streepjeslijn.
-
Gekleurde achtergrond: stel in of de label- en waardebalk binnen het gegevensgebied van het diagram wordt vormgegeven met een gekleurde achtergrond.
-