Ga naar hoofdinhoud Ga naar aanvullende inhoud

Lijndiagrammen maken

Het lijndiagram wordt gebruikt om trends over een bepaalde tijd weer te geven. De dimensie bevindt zich altijd op de x-as en de metingen altijd op de y-as.

U kunt een lijndiagram maken op het werkblad dat u aan het bewerken bent.

  1. Klik in een werkblad op om een nieuwe visualisatie toe te voegen.
  2. Selecteer onder Visualisatie de optie Lijndiagram of Lijndiagram van gebied.
  3. Klik op Toevoegen en selecteer een veld of masterdimensie voor de dimensie.
  4. Klik op Toevoegen en selecteer een veld of mastermeting voor de meting.

In een lijndiagram hebt u ten minste één dimensie en één meting nodig.

U kunt in een lijndiagram tot twee dimensies en één meting of één dimensie en tot 15 metingen opnemen.

Een lijndiagram maken
Dimensies Metingen Resultaat
1 dimensie 1 meting Een eenvoudig lijndiagram met een enkele lijn.
2 dimensies 1 meting Een lijndiagram met de eerste dimensie op de X-as en een lijn voor elke waarde van de tweede dimensie.
1 dimensie tot 15 metingen Een lijndiagram met één lijn voor elke meting.

Als u het lijndiagram hebt gemaakt, wilt u mogelijk het uiterlijk hiervan en andere instellingen aanpassen in het eigenschappenvenster. Voor informatie over vormgeving gaat u naar De lijndiagram opmaken. Voor informatie over het aanpassen van andere aspecten van de uitstraling van het diagram gaat u naar Het uiterlijk van een visualisatie wijzigen.

De lijndiagram opmaken

Als Geavanceerde opties is ingeschakeld, zijn er een aantal stijlopties beschikbaar in het eigenschappenvenster.Klik op Stijl onder Uiterlijk > Presentatie om de tekst, achtergrond, gegevenspuntgrootte en lijnen op diagramniveau in te stellen (voor het gehele diagram). Het stijldeelvenster bevat verschillende secties onder de tabbladen Algemeen en Diagram. U kunt uw stijlen resetten door te klikken op naast elke sectie. Als u klikt op Alles opnieuw instellen worden de stijlen in zowel Algemeen als Diagram opnieuw ingesteld. Alle aanpassingen die u hier doet, overschrijven de stijlinstellingen in het appthema.

Raadpleeg Aangepaste stijl toepassen op een visualisatie voor algemene informatie over het stijlen van een afzonderlijke visualisatie.

De tekst aanpassen

U kunt de tekst voor de titel, subtitel en voetnoot instellen onder Uiterlijk > Algemeen. Schakel Titels tonen uit als u deze elementen wilt verbergen.

De zichtbaarheid van de verschillende labels in het diagram is afhankelijk van diagramspecifieke instellingen en labelweergave-opties. Deze kunnen worden geconfigureerd in het eigenschappenvenster.

U kunt de stijl van de tekst bepalen die in het diagram verschijnt.

  1. Klik op Geavanceerde opties.

  2. Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.

  3. Onder UiterlijkPresentatie klikt u op Stijlen.

  4. Stel op het tabblad Algemeen het lettertype, de nadrukstijl, de grootte en de kleur in voor de volgende tekstelementen:

    • Titel

    • Ondertitel

    • Voetnoot

  5. Stel op het tabblad Diagram het lettertype, de grootte en de kleur in voor de volgende tekstelementen:

    • Astitel: Stel de stijl van de titels op de assen in.

    • Aslabel: Stel de stijl van de labels op de assen in.

    • Waardelabel: Maak de labels op voor de metingswaarden die zijn geconfigureerd als Lijnen.

    • Legendatitel: Stel de stijl van de legendatitel in.

    • Legendalabels: Stel de stijl van de labels van de afzonderlijke legenda-items in.

De achtergrond aanpassen

U kunt de achtergrond van het diagram aanpassen. De achtergrond kan worden ingesteld met een kleur en afbeelding.

  1. Klik op Geavanceerde opties.

  2. Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.

  3. Onder UiterlijkPresentatie klikt u op Stijlen.

  4. Op het tabblad Algemeen van het stijlvenster kunt u een achtergrondkleur (enkele kleur of expressie) selecteren en de achtergrond instellen op een afbeelding uit uw mediabibliotheek.

    Als u een achtergrondkleur gebruikt, kunt u de schuifregelaar gebruiken om de mate van transparantie van de achtergrond aan te passen.

    Wanneer u een achtergrondafbeelding gebruikt, kunt u de afbeeldingsgrootte en -positie aanpassen.

De gegevenspunten aanpassen op diagramniveau

U kunt de grootte instellen van de gegevenspunten. De instellingen die hier worden gedefinieerd zijn van toepassing op alle metingen in het diagram.

  1. Klik op Geavanceerde opties.

  2. Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.

  3. Onder UiterlijkPresentatie klikt u op Stijlen.

  4. Op het tabblad diagram van het stijlvenster,onder Grootte gegevenspunt, gebruikt u de schuifregelaar om de grootte van de gegevenspunten in het diagram te wijzigen.

De meetlijnen aanpassen op diagramniveau

U kunt het uiterlijk van de lijnen in het diagram wijzigen. De instellingen die hier worden gedefinieerd zijn van toepassing op alle metingen in het diagram.

  1. Klik op Geavanceerde opties.

  2. Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.

  3. Onder UiterlijkPresentatie klikt u op Stijlen.

  4. Schakel naar het tabblad Diagram van het stijlvenster.

  5. In de sectie Lijnopties wijzigt u de lijndikte, het lijntype (ononderbroken lijn of stippellijn) en lijnkromming (lineair of monotoon).

Iedere meting afzonderlijk opmaken

Iedere meetlijn in het diagram kan met eigen instellingen worden opgemaakt. Voor iedere meting kunt u de gegevenspuntgrootte, de lijndikte, het lijntype en de lijnkromming aanpassen.

  1. Klik op Geavanceerde opties.

  2. Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Gegevens uit.

  3. Klik op de meting die u wilt aanpassen.

  4. Klik onder Stijl op Toevoegen.

  5. Pas de gegevenspuntgrootte, de lijndikte, het lijntype (ononderbroken lijn of stippellijn) en lijnkromming (lineair of monotoon) aan.

Herhaal deze stappen voor iedere, individuele meting die u afzonderlijk van het appthema of de stijlinstellingen op diagramniveau wilt aanpassen.

De rand en schaduw aanpassen

U kunt de rand en schaduw van het diagram aanpassen.

  1. Klik op Geavanceerde opties.

  2. Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.

  3. Onder UiterlijkPresentatie klikt u op Stijlen.

  4. Op het tabblad Algemeen van het stijlvenster, onder Rand, wijzigt u de omvang van de Omtrek om de randlijnen rondom het diagram te vergroten of te verkleinen.

  5. Selecteer een kleur voor de rand.

  6. Wijzig de Hoekstraal om de ronding van de rand in te stellen.

  7. Onder Schaduw op het tabblad Algemeen selecteert u de omvang en de kleur van de schaduw. Selecteer Geen om de schaduw te verwijderen.

Dimensies en metingen die afhankelijk zijn van een voorwaarde tonen of verbergen

U kunt een dimensie of meting weergeven of verbergen afhankelijk van of een bepaalde voorwaarde true of false is. Dit wordt een toonvoorwaarde genoemd en wordt ingevoerd als een uitdrukking. De dimensie of meting wordt alleen weergegeven als de uitdrukking resulteert in true. Als dit veld leeg is, wordt de dimensie of meting altijd weergegeven. Vouw de dimensie of meting in de sectie Gegevens van het eigenschappenvenster uit en voer een uitdrukking in bij Dimensie tonen als of Meting tonen als.

InformatieAangepaste knopinfo is uitgeschakeld voor een lijndiagram als een van de dimensies in het diagram een toonvoorwaarde gebruikt.
InformatiePrognose van tijdreeksen is niet beschikbaar als een van de dimensies of metingen in de lijndiagram gebruik maakt van de toonvoorwaarde.

Stel u hebt een gegevensverzameling met onder andere de velden Sales, Quarter en Year.Order Number U kunt het diagram configureren zodat de verkopen wordt weergegeven naast de dimensie op tijdbasis voor jaarlijkse aggregaties. U kunt een tweede dimensie toevoegen voor driemaandelijkse aggregaties, maar orden de gegevens alleen op deze dimensie als het totaal aantal orders dat uw organisatie heeft ontvangen het doel van 100.000 heeft bereikt.

  1. Schakel in de bewerkmodus de geavanceerde opties in.

  2. Sleep een lijndiagram vanaf het bedrijfsmiddelenvenster naar het werkblad.

  3. Voeg Quarter toe als een dimensie.

  4. Voeg Year als tweede dimensie toe vanuit het eigenschappenvenster.

    Elk afzonderlijk jaar in het gegevensmodel wordt als afzonderlijke lijn in het diagram weergegeven.

  5. Voeg Sum(Sales) toe als een meting.

  6. Vouw in het eigenschappenvenster de dimensie Manager uit. Voer bij Dimensie tonen als de volgende uitdrukking toe:

    Count([Order Number])>100000

Als uw gegevens 50.000 orderrecords bevat, ordent het diagram de verkoop niet op kwartaal omdat de uitdrukking resulteert in 'false'. Als de gegevens 10.000 or meer orderrecords bevat, worden de verkoopgegevens geordend op zowel Year als Quarter.

Was deze pagina nuttig?

Als u problemen ervaart op deze pagina of de inhoud onjuist is – een typfout, een ontbrekende stap of een technische fout – laat het ons weten zodat we dit kunnen verbeteren!