Ga naar hoofdinhoud Ga naar aanvullende inhoud

Kaarten maken

Met kaarten kunt u uw gegevens geografisch weergeven.

U kunt uw gegevens op vele verschillende manieren presenteren op kaarten. U kunt meerdere lagen aan uw kaart toevoegen om verschillende typen informatie op dezelfde kaart weer te geven. U kunt een aangepast zoekbereik voor locaties instellen zodat als twee locaties dezelfde naam hebben, de locaties en de bijbehorende gegevens correct worden weergegeven. U kunt drill-down-dimensies gebruiken om een hiërarchie van geografische gebieden te maken voor selectie. U kunt het panbereik van een kaart beperken tot een specifieke weergave en bereik van de kaart, zoals een bepaald aandachtsgebied, waarbuiten gebruikers niet kunnen pannen of uitzoomen. U kunt aangepaste basiskaarten aan uw kaart toevoegen en niet-WGS-84-coördinaten gebruiken.

U kunt een kaart toevoegen aan het werkblad dat u aan het bewerken bent.

TipU kunt meerdere kaartvisualisaties maken op basis van verschillende puntgegevens of gebiedsgegevens, die dezelfde dimensiegegevens gebruiken.
  1. Klik in een werkblad op om een nieuwe visualisatie toe te voegen.
  2. Selecteer onder Visualisatie de optie Kaart.
  3. Klik op Geavanceerde eigenschappen openen.

  4. Selecteer de basiskaart in de kaartinstellingen.

  5. Voeg vanuit Lagen in het eigenschappenvenster lagen aan de kaart toe.

    Lagen worden boven lagen van hetzelfde type geplaatst. U kunt de volgorde van de lagen instellen door lagen omhoog en omlaag te slepen in de lijst. De laag bovenaan uw lijst wordt ook bovenop de andere lagen op uw kaart gelegd.

    Voor informatie over het configureren van lagen raadpleegt u:

Nadat de kaart is gemaakt, kunt u het uiterlijk en andere instellingen van de kaart en de lagen ervan bijstellen in het eigenschappenvenster.

InformatieHet pictogram Informatie verschijnt in de linkerbovenhoek van uw kaart als er een probleem met de toegevoegde laag is. Klik op het pictogram om de foutmelding te bekijken.

De stijl van de kaart aanpassen

Als Geavanceerde opties is ingeschakeld, zijn er opties beschikbaar in het eigenschappenvenster voor de opmaak van de tekst in het kaartdiagram. U kunt de tekst in het titelvlak en de labels voor verschillende typen kaartlagen opmaken.

Raadpleeg Aangepaste stijl toepassen op een visualisatie voor algemene informatie over het stijlen van een afzonderlijke visualisatie.

De tekst in het titelvlak aanpassen

Klik op Stijl onder Uiterlijk > Presentatie om de stijl van het titelvlak van het diagram aan te passen (titel, ondertitel en voetnoot). U kunt uw stijlen resetten door te klikken op naast elke sectie. Als u op Alles opnieuw instellen klikt, worden de stijlen voor alle beschikbare tabbladen in het stijlvenster opnieuw ingesteld.

U kunt de tekst voor de titel, subtitel en voetnoot instellen onder Uiterlijk > Algemeen. Schakel Titels tonen uit als u deze elementen wilt verbergen.

U kunt de tekst van de titelinformatie voor het diagram opmaken.

  1. Klik op Geavanceerde opties.

  2. Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.

  3. Onder UiterlijkPresentatie klikt u op Stijlen.

  4. Stel op het tabblad Algemeen het lettertype, de nadrukstijl, de grootte en de kleur in voor de volgende tekstelementen:

    • Titel

    • Ondertitel

    • Voetnoot

De tekst in de kaartlaaglabels aanpassen

Het lettertype, de tekengrootte en de tekenkleur voor de lagen van individuele lagen kunnen worden aangepast. U kunt de tekst voor de volgende typen kaartlagen opmaken:

  • Gebiedslagen

  • Puntlagen

  • Lijnlagen

  • Diagramlagen

  1. Klik op Geavanceerde opties.

  2. Klik bij Lagen in het eigenschappenvenster op de laag waarvoor u de tekst wilt opmaken.

  3. Schakel de instelling Label tonen bij OptiesAlgemeen in en uit.

  4. Gebruik de opties bij Lettertypefamilie van label om het lettertype voor de laaglabels te wijzigen.

  5. Gebruik de opties bij Tekengrootte van label om de tekstgrootte van de laaglabels aan te passen.

  6. Selecteer een kleur voor de labeltekst bij Tekenkleur van label.

De rand en schaduw aanpassen

U kunt de rand en schaduw van het diagram aanpassen.

  1. Klik op Geavanceerde opties.

  2. Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.

  3. Onder UiterlijkPresentatie klikt u op Stijlen.

  4. Op het tabblad Algemeen van het stijlvenster, onder Rand, wijzigt u de omvang van de Omtrek om de randlijnen rondom het diagram te vergroten of te verkleinen.

  5. Selecteer een kleur voor de rand.

  6. Wijzig de Hoekstraal om de ronding van de rand in te stellen.

  7. Onder Schaduw op het tabblad Algemeen selecteert u de omvang en de kleur van de schaduw. Selecteer Geen om de schaduw te verwijderen.

Het locatiebereik in kaartlagen beperken

Standaard wordt in Qlik Sense een groot aantal locaties doorzocht voor het locatieveld wanneer namen worden gebruikt. In gevallen waarin er meerdere zoekresultaten zijn, kunt u het zoekbereik voor locaties beperken om ervoor te zorgen dat in Qlik Sense de gewenste locatie wordt weergegeven.

  1. Klik in Lagen in het geavanceerde eigenschappenvenster op Locatie.
  2. Stel Zoekbereik voor locatie in op Aangepast.
  3. Selecteer achter Locatietype het gegevenstype in het veld of de uitdrukking die is geselecteerd as Locatieveld.
  4. Voer optioneel achter Land een veld, een uitdrukking of tekst in om het land aan te geven waarin de locaties in het Locatieveld zich bevinden.
  5. Voer optioneel achter Bestuurlijk gebied (niveau 1) een veld, een uitdrukking of tekst in om een bestuursgebied op het hoogste niveau aan te geven waarin de locaties in het Locatieveld zich bevinden.
  6. Voer optioneel achter Bestuurlijk gebied (niveau 2) een veld, een uitdrukking of tekst in om een bestuursgebied op het tweede niveau aan te geven waarin de locaties in het Locatieveld zich bevinden.

Pannen op de kaart beperken

U kunt de panninginstellingen op de kaart beperken om de weergave van de kaart beperkt te houden tot een bepaald gebied, zoals een specifieke regio die uw interesse heeft. Wanneer u pannen op de kaart beperkt, vergrendelt u de kaart op de huidige weergave. De kaart kan niet verder worden uitgezoomd dan de huidige weergave. U kunt de kaart niet pannen buiten de grenzen van de huidige weergave. Als u inzoomt, kunt u wel pannen, maar ook dan wordt u beperkt door de grenzen van de panlimiet.

  1. Klik in het geavanceerde eigenschappenvenster op Uiterlijk.
  2. Stel in Presentatie de optie Pannen beperken in op Aangepast.
  3. Stel de kaart in op de gewenste weergave waarvoor u het pannen wilt beperken.
  4. Klik op Panlimiet instellen.

U kunt de ingestelde panlimiet in- of uitschakelen met Pannen beperken. U kunt de opgeslagen panlimiet wissen door op Panlimiet wissen te klikken.

Niet-WGS-84-coördinatensystemen gebruiken

Als u gegevens en een achtergrondkaart in een projectie gebruikt die niet tot het WGS-84-systeem behoren, moet u de basiskaart instellen op Geen, de achtergrondkaart toevoegen als een achtergrondlaag en vervolgens voor de projectie instellen dat ongedefinieerde graden of meters worden gebruikt, afhankelijk van de lengte-eenheid die in de basiskaart wordt gebruikt.

Wanneer u niet-WGS-84-coördinaten gebruikt, moet u geometrieën gebruiken die in een veld zijn geladen. Locatienamen kunnen niet worden gebruikt.

  1. Klik in het geavanceerde eigenschappenvenster op Kaartinstellingen.
  2. Selecteer in Basiskaart de optie Leeg (ongedefinieerde graden) of Leeg (ongedefinieerde meters).
  3. Selecteer Achtergrondlaag.

  4. Voer achter URL de URL in naar een server met schuifkaarten.

    Bijvoorbeeld: http://a.tile.opencyclemap.org/cycle/${z}/${x}/${y}.png.

  5. Voer achter Toekenning de toekenningstekenreeks voor de kaart toe.

    Bijvoorbeeld: &copy; <a href='http://www.opencyclemap.org/' target='_blank'>OpenCycleMap</a>. Map data &copy; <a href='http://www.openstreetmap.org/copyright' target='_blank'>OpenStreetMap</a> contributors.

  6. Klik bij Lagen op Laag toevoegen.
  7. Selecteer het gewenste laagtype.
  8. Klik in Dimensies op Toevoegen en selecteer een veld met gegevens in het coördinatensysteem van uw kaart.

Vereisten voor serververbindingen

Uw webbrowser moet een verbinding tot stand brengen met de volgende servers op poort 443 (HTTPS) om een Qlik Sense-kaartdiagram in staat te stellen om locaties op te zoeken en een achtergrondkaart te tonen (basiskaart- en lagen):

  • maps.qlikcloud.com (vereist voor het opzoeken van locaties en de achtergrondkaart)

  • ibasemaps-api.arcgis.com (vereist voor Satellite-basiskaart)

Raadpleeg voor meer informatie de vereisten voor de verbinding van de kaartservice in Poorten die worden gebruikt door webbrowser van de gebruiker (alleen in het Engels).

GERELATEERD LESMATERIAAL:

Was deze pagina nuttig?

Als u problemen ervaart op deze pagina of de inhoud onjuist is – een typfout, een ontbrekende stap of een technische fout – laat het ons weten zodat we dit kunnen verbeteren!