Ga naar hoofdinhoud Ga naar aanvullende inhoud

Watervalgrafieken maken

U kunt de watervalgrafiek gebruiken om aan te geven hoe een oorspronkelijke waarde wordt beïnvloed door tussentijdse positieve en negatieve waarden. De startwaarden en definitieve waarden worden aangegeven met volledige staven. De tussentijdse waarden worden aangegeven met zwevende staven. U kunt ook subtotalen weergeven in de grafiek.

U kunt een watervalgrafiek maken op het werkblad dat u aan het bewerken bent.

In een watervalgrafiek moet u voor elke staaf in de grafiek één meting gebruiken. De volgorde van de metingen geeft de volgorde van de staven in de grafiek aan. U moet voor elke meting aangeven hoe deze invloed heeft op de vorige waarde. U kunt maximaal 15 metingen toevoegen aan een watervalgrafiek.

  1. Klik in een werkblad op om een nieuwe visualisatie toe te voegen.
  2. Selecteer onder Visualisatie de optie Watervalgrafiek.
  3. Voeg de eerste meting toe.

    Dit is de eerste staaf van de grafiek. Standaard wordt de Bewerking voor meting Optellen gebruikt en een positieve waarde weergegeven.

  4. Voeg een tweede meting toe.

    Dit is de tweede staaf van de grafiek. Als u deze meting wilt weergeven als een negatieve bijdrage, klikt u op Geavanceerde opties en wijzigt u in het eigenschappenvenster de optie Bewerking voor meting in Aftrekken.

  5. Blijf metingen toevoegen en stel de Bewerking voor meting in op Optellen of Aftrekken, afhankelijk van de gewenste bijdrage.

  6. Voeg subtotalen toe. U kunt op twee manieren staven voor subtotalen toevoegen aan de grafiek:

    • Als u een gegevensveld met subtotaalgegevens hebt, voegt u een meting met de subtotaalgegevens toe en selecteert u in het eigenschappenvenster van de geavanceerde bewerkingsmodus de optie Subtotalen als Bewerking voor meting.
    • Als u geen gegevensveld met subtotaalgegevens hebt, kunt u een automatisch berekend subtotaal toevoegen door het selectievakje Subtotalen van de meting in het eigenschappenvenster van de geavanceerde bewerkingsmodus in te schakelen voor de plek waar u de subtotaalbalk wilt toevoegen.

Nadat u de watervalgrafiek hebt gemaakt, kunt u desgewenst het uiterlijk ervan en andere instellingen aanpassen in de geavanceerde bewerkingsmodus. Voor informatie over vormgeving gaat u naar De watervalgrafiek opmaken. Voor informatie over het aanpassen van andere aspecten van de uitstraling van het diagram gaat u naar Het uiterlijk van een visualisatie wijzigen.

Uw metingen definiëren

U kunt de optie Bewerking voor meting voor elke meting in de geavanceerde bewerkingsmodus gebruiken om in te stellen hoe deze de vorige waarde beïnvloedt.

  • Toevoegen

    De metingwaarde wordt toegevoegd aan de vorige staaf. Als dit de eerste meting is, wordt een volledige staaf weergegeven die begint met 0.

  • Aftrekken

    De metingwaarde wordt afgetrokken van de vorige balk.

    InformatieAls de gegevens al een negatief teken bevatten, is het resultaat van het aftrekken een positieve wijziging.
  • Subtotalen

    De metingwaarde wordt beschouwd als een subtotaal.

    TipAls u geen subtotalenveld hebt, kunt u subtotalen automatisch toevoegen door Subtotalen in te schakelen in de meting waarvoor u het subtotaal wilt weten.

In de bovenstaande watervalgrafiek wordt de eerste staaf, Sales, gedefinieerd als Optellen. De tweede balk, Sales cost, wordt gedefinieerd als Aftrekken. De derde balk, Sales margin, wordt gedefinieerd als Subtotalen.

De watervalgrafiek opmaken

Als Geavanceerde opties is ingeschakeld, zijn er een aantal stijlopties beschikbaar onder Uiterlijk in het eigenschappenvenster.

Klik op Stijlen onder Uiterlijk > Presentatie om de stijl van het diagram verder aan te passen. Het stijldeelvenster bevat verschillende secties onder de tabbladen Algemeen en Diagram.

U kunt uw stijlen resetten door te klikken op naast elke sectie. Als u op Alles opnieuw instellen klikt, worden de stijlen voor alle beschikbare tabbladen in het stijlvenster opnieuw ingesteld.

Raadpleeg Aangepaste stijl toepassen op een visualisatie voor algemene informatie over het stijlen van een afzonderlijke visualisatie.

De tekst aanpassen

U kunt de tekst voor de titel, subtitel en voetnoot instellen onder Uiterlijk > Algemeen. Schakel Titels tonen uit als u deze elementen wilt verbergen.

De zichtbaarheid van de verschillende labels in het diagram is afhankelijk van diagramspecifieke instellingen en labelweergave-opties. Deze kunnen worden geconfigureerd in het eigenschappenvenster.

U kunt de stijl van de tekst bepalen die in het diagram verschijnt.

  1. Klik op Geavanceerde opties.

  2. Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.

  3. Onder UiterlijkPresentatie klikt u op Stijlen.

  4. Stel op het tabblad Algemeen het lettertype, de nadrukstijl, de grootte en de kleur in voor de volgende tekstelementen:

    • Titel

    • Ondertitel

    • Voetnoot

  5. Stel op het tabblad Diagram het lettertype, de grootte en de kleur in voor de volgende tekstelementen:

    • Aslabel: Stel de stijl van de labels op de assen in.

    • Waardelabel: maak de tekst op van de labels voor de metingwaarde.

    • Legendalabels: Stel de stijl van de labels van de afzonderlijke legenda-items in.

De achtergrond aanpassen

U kunt de achtergrond van het diagram aanpassen. De achtergrond kan worden ingesteld met een kleur en afbeelding.

  1. Klik op Geavanceerde opties.

  2. Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.

  3. Onder UiterlijkPresentatie klikt u op Stijlen.

  4. Op het tabblad algemeen van het stijlvenster kunt u een achtergrondkleur (enkele kleur of uitdrukking) selecteren. U kunt de achtergrond ook instellen op een afbeelding uit uw mediabibliotheek of van een URL.

    Informatie

    Om een achtergrondafbeelding van een URL toe te voegen, moet de oorsprong van de URL worden toegevoegd aan de allowlist in het unhoudbeveiligingsbeleid van uw tenant. De oorsprong moet worden toegevoegd met de volgende richtlijn: img-src. Dit doet een tenantbeheerder.

    Ga voor meer informatie naar Een CSP-vermelding maken.

    Als u een achtergrondkleur gebruikt, kunt u de schuifregelaar gebruiken om de mate van transparantie van de achtergrond aan te passen.

    Wanneer u een achtergrondafbeelding gebruikt, kunt u de afbeeldingsgrootte en -positie aanpassen.

De rand en schaduw aanpassen

U kunt de rand en schaduw van het diagram aanpassen.

  1. Klik op Geavanceerde opties.

  2. Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.

  3. Onder UiterlijkPresentatie klikt u op Stijlen.

  4. Op het tabblad Algemeen van het stijlvenster, onder Rand, wijzigt u de omvang van de Omtrek om de randlijnen rondom het diagram te vergroten of te verkleinen.

  5. Selecteer een kleur voor de rand.

  6. Wijzig de Hoekstraal om de ronding van de rand in te stellen.

  7. Onder Schaduw op het tabblad Algemeen selecteert u de omvang en de kleur van de schaduw. Selecteer Geen om de schaduw te verwijderen.

GERELATEERD LESMATERIAAL:

Was deze pagina nuttig?

Als u problemen ervaart op deze pagina of de inhoud onjuist is – een typfout, een ontbrekende stap of een technische fout – laat het ons weten zodat we dit kunnen verbeteren!