Organisatiediagram
U kunt het organisatiediagram gebruiken om organisatiediagrammen te maken op basis van gegevens met een boomstructuur. U kunt door de hiërarchie navigeren door de boom uit te vouwen en samen te vouwen. Het organisatiediagram is opgenomen in de Visualization Bundle.
U moet een gegevensverzameling gebruiken met twee dimensies die de boomstructuur definiëren.
- De eerste dimensie moet de ID van het knooppunt zijn. Dit is meestal een werknemers-ID in een traditioneel organisatiediagram.
-
De tweede dimensie moet de ID van het bovenliggende knooppunt zijn. Dit is meestal de werknemers-ID van een manager.
Deze wordt verbonden met de eerste dimensie om een boomstructuur te maken.
Als deze waarde leeg is of naar een knooppunt wijst dat niet bestaat, wordt het knooppunt een hoofdknooppunt bovenaan de boom.
Werknemers-ID | Managers-ID | Naam | Titel |
---|---|---|---|
A101 | Mary Bell | CEO | |
A102 | A101 | John Bialik | Executive Secretary |
O101 | A101 | Lee Mayer | COO |
I101 | A101 | Wendy Sanderson | CIO |
T101 | A101 | Asim Nawrat | CTO |
T102 | T101 | Emily Diaz | VP-producten |
T103 | T101 | Christine Nemic | VP R & D |
U kunt ook een meting toevoegen die wordt gebruikt als een kaartbeschrijving.
De gegevensverzameling voorbereiden
Er zijn een paar dingen waar u aan moet denken als u de gegevensverzameling voor een organisatiediagram voorbereidt.
-
De gegevensverzameling die u gebruikt, moet minder dan 33.000 rijen bevatten.
Als u een grotere gegevensverzameling gebruikt, worden de rijen die teveel zijn, genegeerd. Dit kan een boom met een onjuiste structuur opleveren. Er wordt een bericht getoond: De maximum gegevenslimiet is bereikt. De boom wordt mogelijk onjuist weergegeven.
-
Zorg ervoor dat de gegevens geen cirkelreferenties bevatten.
Cirkelreferenties kunnen ertoe leiden dat knooppunten worden weggelaten of dat meerdere hoofdknooppunten worden gemaakt. Een van de volgende berichten wordt weergegeven:
Gegevens bevatten cirkelreferenties, knooppunten worden weggelaten.
Geen hoofdknooppunt. Controleer of uw gegevens cirkelreferenties bevatten.
-
Als een knooppunt meer dan 99 onderliggende knooppunten heeft, wordt het teveel aan onderliggende knooppunten niet weergegeven.
Er wordt een bericht getoond: Maximaal aantal onderliggende knooppunten bereikt, knooppunten worden weggelaten.
- Voorkom dat u een groot aantal rijen zonder bovenliggend knooppunt hebt. Deze worden getoond als hoofdknooppunten. Het maximale aantal hoofdknooppunten is 99.
Een organisatiediagram maken
U kunt het voorbeeld van de gegevensverzameling visualiseren met behulp van een organisatiediagram. Elke medewerker wordt getoond als een kaart in een boomstructuur die u kunt uitvouwen of samenvouwen.
Doe het volgende:
- Voeg een Organisatiediagram toe aan uw werkblad.
- Stel de eerste dimensie in op EmployeeID.
- Stel de tweede dimensie in op ManagerID.
-
Voeg labels toe aan de kaarten. Vouw de EmployeeID-dimensie uit om de labeleigenschappen te zien.
- Stel de Titel van de kaart in als Name.
- Stel de Subtitel van de kaart in als Title.
Het uiterlijk van het diagram wijzigen
U kunt het uiterlijk van uw organisatiediagram wijzigen.
Een meting toevoegen om een beschrijving in te stellen
U kunt een beschrijving weergeven door een meting toe te voegen. Dit vervangt de waarde die is ingesteld in de eigenschap Kaartbeschrijving.
De presentatiemodus wijzigen
U kunt instellen hoe het organisatiediagram wordt weergegeven in Uiterlijk > Presentatie > Presentatiemodus. Organisatiediagrammen kunnen hetzij de volledige structuur weergeven, of ze kunnen helemaal worden samengevouwen en uitgevouwen. Als een organisatiediagram op Uitvouwen/alles samenvouwen is ingesteld, kunt u het organisatiediagram ook zo instellen dat het automatisch door vergroten of verkleinen passend wordt gemaakt, telkens als het diagram wordt uitgevouwen of samengevouwen.
Gebruik het stijlvenster om het uiterlijk verder naar wens aan te passen
Er zijn een aantal stijlopties beschikbaar onder Uiterlijk in het eigenschappenvenster.
Klik op Stijlen onder Uiterlijk > Presentatie om de stijl van het diagram verder aan te passen. Het stijldeelvenster bevat verschillende secties onder de tabbladen Algemeen en Diagram.
U kunt uw stijlen resetten door te klikken op naast elke sectie. Als u op
Alles opnieuw instellen klikt, worden de stijlen voor alle beschikbare tabbladen in het stijlvenster opnieuw ingesteld.
Raadpleeg Aangepaste stijl toepassen op een visualisatie voor algemene informatie over het stijlen van een afzonderlijke visualisatie.
De tekst aanpassen
U kunt de tekst voor de titel, subtitel en voetnoot instellen onder Uiterlijk > Algemeen. Schakel Titels tonen uit als u deze elementen wilt verbergen.
De zichtbaarheid van de verschillende labels in het diagram is afhankelijk van diagramspecifieke instellingen en labelweergave-opties. Deze kunnen worden geconfigureerd in het eigenschappenvenster.
U kunt de stijl van de tekst bepalen die in het diagram verschijnt.
Doe het volgende:
Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.
Onder Uiterlijk > Presentatie klikt u op
Stijlen.
Stel op het tabblad Algemeen het lettertype, de nadrukstijl, de grootte en de kleur in voor de volgende tekstelementen:
Titel
Ondertitel
Voetnoot
Ga naar het tabblad Diagrammen. Standaard is Automatisch contrast ingeschakeld onder Tekstkleur. Deze instelling past automatisch de tekstkleur van kaartelementen aan voor een optimaal contrast. Schakel de instelling uit om de tekstkleur voor elk element te regelen.
Stel het lettertype, de grootte en de kleur in voor de volgende tekstelementen:
Titel: maak de tekst van de kaarttitels op.
Ondertitel: maak de tekst van de ondertitels van de kaart op.
Beschrijving: maak de tekst van de kaartbeschrijvingen op.
Metinglabel: maak de tekst van de metinglabels op.
Meetwaarde: maak de tekst van de meetwaarden op.
De achtergrond aanpassen
Opmaakopties voor de achtergrond zijn beschikbaar op zowel algemeen als kaartniveau.
De algemene achtergrond instellen
De algemene achtergrond bevat het titelgebied en het diagram zelf, dat gedeeltelijk bedekt kan zijn door de kaarten.
Doe het volgende:
Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.
Onder Uiterlijk > Presentatie klikt u op
Stijlen.
Op het tabblad Algemeen van het stijlvenster kunt u een achtergrondkleur (enkele kleur of uitdrukking) selecteren. U kunt de achtergrond ook instellen op een afbeelding uit uw mediabibliotheek of van een URL.
InformatieOm een achtergrondafbeelding van een URL toe te voegen, moet de oorsprong van de URL worden toegevoegd aan de allowlist in het inhoudbeveiligingsbeleid van uw tenant. De oorsprong moet worden toegevoegd met de volgende richtlijn: img-src. Dit doet een tenantbeheerder.
Ga voor meer informatie naar Een CSP-vermelding maken.
Als u een achtergrondkleur gebruikt, kunt u de schuifregelaar gebruiken om de mate van transparantie van de achtergrond aan te passen.
Wanneer u een achtergrondafbeelding gebruikt, kunt u de afbeeldingsgrootte en -positie aanpassen.
De achtergrond van de kaarten instellen
U kunt de achtergrondkleur bepalen van de kaarten die in het diagram verschijnen.
Doe het volgende:
Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.
Onder Uiterlijk > Presentatie klikt u op
Stijlen.
Op het tabblad Diagram van het stijlvenster selecteert u een achtergrondkleur voor de kaarten onder Achtergrondkleur kaart. U kunt de kleur instellen op een enkele kleur of een uitdrukking.
Achtergrondkleur van individuele kaarten instellen
Met uitdrukkingen is het ook mogelijk om individuele kaarten anders te stylen dan andere. Om dit te doen, vouwt u Gegevens uit in het eigenschappenvenster en vouwt u de eerste dimensie uit. Stel een uitdrukking voor Achtergrondkleur kaart in. Het kan bijvoorbeeld een voorwaardelijke uitdrukking zijn zoals: =if(EmployeeID='A101', 'pink')
Kaartweergave aanpassen
U kunt de achtergrondkleur van de kaarten wijzigen (zie De achtergrond van de kaarten instellen). U kunt ook instellen of de bovenste balk en rand in kaarten verschijnen, en welke kleur u daarvoor wilt gebruiken.
Doe het volgende:
Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.
Onder Uiterlijk > Presentatie klikt u op
Stijlen.
Ga op het tabblad Diagram van het stijlvenster naar Kaartweergave. Standaard is Automatisch contrast ingeschakeld. Deze instelling past automatisch de kleur van de bovenste staaf en rand aan. Zet de instelling uit om hun kleur te regelen.
Pas de volgende instellingen toe
Bovenste balk: kies of er bovenaan elke kaart een balk wordt toegevoegd voor een aantrekkelijke uitstraling.
Rand: kies of elke kaart omgeven is door een rand.
Randkleur: deze instelling wordt beschikbaar wanneer Automatisch contrast is uitgeschakeld. U kunt de kleur van de kaartranden instellen op een enkele kleur of kleur toewijzen op uitdrukking.
De kaartafbeeldingen aanpassen
U kunt afbeeldingen toevoegen aan de kaarten in het organisatiediagram (zie Afbeeldingen aan het organisatiediagram toevoegen). Nadat u afbeeldingen hebt toegevoegd, kunt u het stijlvenster gebruiken om te wijzigen hoe ze worden weergegeven.
Doe het volgende:
Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.
Onder Uiterlijk > Presentatie klikt u op
Stijlen.
Pas op het tabblad Diagram van het stijlvenster onder Afbeeldingsopties de volgende instellingen aan:
Locatie: pas aan hoe gebruikers de afbeeldingen zien. U kunt ervoor kiezen om afbeeldingen alleen op de kaarten weer te geven of in een knopinfo wanneer gebruikers met de muis over een kaart bewegen, of beide.
Uitlijning: kies waar in de kaarten de afbeeldingen verschijnen.
Vorm: u kunt kiezen tussen een rechthoekige of ronde vorm voor de afbeeldingen.
Aan vorm aanpassen: deze instelling is beschikbaar wanneer de instelling Vorm is ingesteld op Rechthoek. Als deze instelling is ingeschakeld, wordt de grootte van elke afbeelding aangepast aan het inhoudsvak waarin de afbeelding wordt weergegeven. De afbeelding wordt dan geknipt.
De rand en schaduw aanpassen
U kunt de rand en schaduw van het diagram aanpassen.
Doe het volgende:
Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.
Onder Uiterlijk > Presentatie klikt u op
Stijlen.
Op het tabblad Algemeen van het stijlvenster, onder Rand, wijzigt u de omvang van de Omtrek om de randlijnen rondom het diagram te vergroten of te verkleinen.
Selecteer een kleur voor de rand.
Wijzig de Hoekstraal om de ronding van de rand in te stellen.
Onder Schaduw op het tabblad Algemeen selecteert u de omvang en de kleur van de schaduw. Selecteer Geen om de schaduw te verwijderen.
Selecties in het organisatiediagram
U kunt kaarten selecteren in het organisatiediagram. Bij het selecteren van een kaart worden alle onderliggende knooppunten onder een kaart opgenomen in de selectie.
Afbeeldingen aan het organisatiediagram toevoegen
U kunt een afbeelding toevoegen voor elke kaart in het organisatiediagram. U configureert kaartbeelden in de sectie Gegevens van het eigenschappenvenster, wanneer u de eerste dimensie configureert.
Doe het volgende:
Vouw in het eigenschappenvenster Gegevens uit.
Vouw onder Dimensies de eerste dimensie uit die u hebt toegevoegd.
Voer onder URL van afbeelding de uitdrukking in die bepaalt wanneer elke afbeelding moet worden gebruikt. U kunt bijvoorbeeld een veld met de naam URL's in uw gegevensmodel hebben dat de URL voor elke kaart bevat.
InformatieDe oorsprong van elke URL moet worden toegevoegd aan de acceptatielijst in het inhoudbeveiligingsbeleid van uw tenant. De oorsprong moet worden toegevoegd met de volgende richtlijn: img-src. Dit doet een tenantbeheerder.
Ga voor meer informatie naar Een CSP-vermelding maken.
Nadat u afbeeldingen hebt gedefinieerd, kunt u het stijlvenster gebruiken om te wijzigen hoe ze worden weergegeven. Zie: De kaartafbeeldingen aanpassen.
Beperkingen
Zie Beperkingen voor meer informatie over algemene beperkingen.