Ga naar hoofdinhoud Ga naar aanvullende inhoud

Gegevens repliceren met een Standard-, Premium- of Enterprise-abonnement

Een replicationtaak instellen:

  1. In Gegevensintegratie > Projecten klikt u op Project maken.

  2. In het dialoogvenster Nieuw project doet u het volgende:

    1. Geef een naam op voor uw project.
    2. Selecteer de ruimte waarin u het project wilt maken.
    3. Geef desgewenst een beschrijving op.
    4. Selecteer Replication als de Gebruikscase.
    5. Schakel eventueel het selectievakje Openen uit als u een leeg project wilt maken zonder instellingen te configureren.
    6. Klik op Maken.

      Een van de volgende dingen zal gebeuren:

      • Als het selectievakje Openen in het dialoogvenster Nieuw project is geselecteerd (de standaardinstelling), wordt het project geopend.
      • Wanneer u het selectievakje Openen in het dialoogvenster Nieuw project hebt uitgeschakeld, wordt het project toegevoegd aan uw lijst met projecten. U kunt het project later openen door Openen te selecteren in het menu van het project.
  3. Nadat het project is geopend, klikt u op Gegevens repliceren.

    De wizard Gegevens repliceren wordt geopend.

  4. Op het tabblad Algemeen geeft u een naam en beschrijving op voor de replication-taak. Klik vervolgens op Volgende.

  5. Selecteer op het tabblad Bronverbinding selecteren een verbinding naar de brongegevens. U kunt eventueel de verbindingsinstellingen bewerken door Bewerken te selecteren in het menu in de kolom Acties.

    Als u nog geen verbinding naar uw brongegevens hebt gemaakt, moet u er eerst een maken door in de rechterbovenhoek van het tabblad te klikken op Verbinding maken.

    U kunt de lijst met verbindingen filteren met behulp van de filters aan de linkerkant. Verbindingen kunnen gefilterd worden op basis van brontype, gateway, ruimte en eigenaar. De knop Alle filters boven de verbindingslijst toont het aantal huidige filters. U kunt deze knop gebruiken om het venster Filters aan de linkerkant te sluiten of openen. Huidige actieve filters worden ook getoond bovenaan de lijst met beschikbare verbindingen.

    U kunt de lijst ook sorteren door Laatst bijgewerkt, Laatst gemaakt of Alfabetisch te selecteren in de vervolgkeuzelijst aan de rechterkant. Klik op de pijl rechts van de lijst om de sorteervolgorde te wijzigen.

    Nadat u een gegevensbronverbinding hebt geselecteerd, kunt u in de rechterbovenhoek van het tabblad op Verbinding testen klikken (aanbevolen) en vervolgens op Volgende.

  6. Selecteer op het tabblad Gegevensverzamelingen selecteren tabellen en of/weergaven die u wilt opnemen in de replication-taak U kunt ook jokertekens gebruiken en selectieregels maken, zoals beschreven in Gegevens selecteren uit een database.

  7. Op het tabblad Doelverbinding selecteren selecteert u het doel in de lijst met beschikbare verbindingen en klikt u vervolgens op Volgende. Wat betreft functionaliteit werkt het tabblad Bronverbinding selecteren hetzelfde als het tabblad dat eerder is beschreven.

  8. Op het tabblad Instellingen kunt u eventueel de volgende instellingen wijzigen, klik vervolgens op Volgende.

    InformatieBij het repliceren vanuit SaaS-applicatiebronnen is de replicationmodus Volledige lading standaard ingeschakeld en dit kan niet worden uitgeschakeld.
    • Volledige lading: Laadt de gegevens van de geselecteerde brontabellen naar het doelplatform en maakt indien nodig de doeltabellen. De volledige lading vindt automatisch plaats als de taak is gestart, maar kan indien mogelijk ook handmatig worden uitgevoerd.
    • Wijzigingen toepassen: Werkt de doeltabellen continu bij met wijzigingen die in de brontabellen zijn aangebracht.

    • Wijzigingen opslaan: Slaat de wijzigingen van de brontabellen op in wijzigingstabellen (één per brontabel).

      Ga voor meer informatie naar Wijzigingen opslaan.

    Bij het werken met Gateway voor gegevensverplaatsing worden wijzigingen van de bron vrijwel direct vastgelegd. Als u werkt zonder Gateway voor gegevensverplaatsing (door Gegevensgateway in te stellen op Geen in de connectorinstellingen), worden wijzigingen vastgelegd volgens de planningsinstellingen. De standaardinterval voor vastleggen van wijzigingen is elke zes uur. Ga voor meer informatie naar Taken plannen bij het werken zonder Gateway voor gegevensverplaatsing.

    InformatieBij het repliceren naar datawarehousedoelen, kunt u niet selecteren welke modi voor wijzigingen toepassen u wilt gebruiken. Wijzigingen worden altijd toegepast in de modus Batch geoptimaliseerd voor maximale efficiëntie.

    Wijzigingen worden toegepast op de doeltabellen met behulp van een van de volgende methoden:

    • Batch geoptimaliseerd: Dit is de standaardinstelling. Als deze optie is geselecteerd, worden wijzigingen batchgewijs toegepast. Er wordt een voorverwerkingsactie uitgevoerd om de transacties zo efficiënt mogelijk te groeperen in batches.
    • Transactioneel: Selecteer deze optie om elke transactie afzonderlijk toe passen, in de vastgelegde volgorde. In dit geval wordt strikte referentiële integriteit verzekerd voor alle tabellen.

    Bij het repliceren van de onderstaande datawarehouses, moet u een tussenopslag instellen. Gegevens worden verwerkt en voorbereid in de tussenopslag voordat ze naar het warehouse worden verzonden.

    Selecteer een bestaande tussenopslag of klik op Nieuwe maken om een nieuwe tussenopslag te definiëren en volg de instructies in Verbinding maken met een cloudopslag.

    Klik op Bewerken om de verbindingsinstellingen te bewerken. Klik op Verbinding testen om de verbinding te testen (aanbevolen).

    Raadpleeg de kolom Ondersteund als tussenopslaggebied in Gebruikscases doelplatform en ondersteunde versies voor informatie over welke tussenopslaggebieden voor welk datawarehouse worden ondersteund.

    InformatieDeze instelling is alleen relevant voor het openen van gegevensbronnen zonder Gateway voor gegevensverplaatsing. Raadpleeg Qlik Gegevensgateway - Gegevensverplaatsing voor informatie over de voordelen van Gateway voor gegevensverplaatsing en usecases waarvoor deze is vereist.
    • Gegevens repliceren na: U kunt inplannen hoe vaak wijzigingen van de gegevensbronnen worden vastgelegd. Daarnaast kunt u een begintijd en begindatum instellen. Als de bronmetagegevens CDC (wijzigingsgegevens vastleggen) ondersteunen, worden alleen de wijzigingen van de brongegevens gerepliceerd en toegepast op de betreffende doeltabellen. Ondersteunen de brongegevensverzamelingen CDC niet (zoals, Weergaven), worden wijzigingen toegepast door alle brongegevens te laden naar de betreffende doeltabellen. In het geval enkele brongegevensverzamelingen CDC ondersteunen en andere niet, worden er twee afzonderlijke subtaken gemaakt (ervan uitgaand dat de bijwerkmethode Wijzigingen toepassen of de replicatie-opties van Wijzigingen opslaan zijn geselecteerd): één voor het laden van de gegevensverzamelingen die geen CDC ondersteunen en één subtaak voor het vastleggen van de wijzigingen naar gegevensverzamelingen die CDC wel ondersteunen.

      Met de configuratiewizard voor taken kunt een basisuurinterval inplannen. Nadat u het instellen van de taak hebt voltooid, kunt u verschillende planningsopties verkennen, zoals beschreven in Taken plannen bij het werken zonder Gateway voor gegevensverplaatsing.

    Raadpleeg Minimumaantal toegestane planningsintervallen voor informatie over minimum planningsintervallen op basis van type gegevensbron en abonnementsniveau.

  9. Op het tabblad Overzicht ziet u een visuele weergave van de gegevenspijplijn. Als enkele van de geselecteerde gegevensverzamelingen geen CDC ondersteunen, worden er twee pijplijnen weergegeven: één voor de CDC-taak en een andere voor de laadtaak. Kies om de gegevenstaak <naam> te openen of klik op Niets doen en klik vervolgens op Maken.

    Afhankelijk van uw keuze wordt de taak geopend of er wordt een lijst met projecten getoond.

  10. Als u ervoor kiest om de taak te openen, worden op het tabblad Gegevensverzamelingen de structuur en de metagegevens van de geselecteerde brontabellen getoond. Dit omvat alle expliciet vermelde tabellen en tabellen die voldoen aan de selectieregels.

    Als u meer tabellen uit de gegevensbron wilt toevoegen, klikt u op Brongegevens selecteren.

  11. U kunt eventueel de taakinstelling wijzigen zoals beschreven in Instellingen gegevensreplicatietaak.

  12. U kunt transformaties uitvoeren voor gegevensverzamelingen, gegevens filteren of kolommen toevoegen.

    Ga voor meer informatie naar Gegevensverzamelingen beheren.

  13. Wanneer u de gewenste transformaties hebt toegevoegd, kunt u de gegevensverzamelingen valideren door te klikken op Gegevensverzamelingen valideren. Als de validatie mislukt, moet u de fouten oplossen voordat u verdergaat.

    Ga voor meer informatie naar Valideren en aanpassen van de gegevensverzamelingen.

  14. Als u klaar bent, klikt u op Voorbereiden om de gegevenstaak te catalogiseren en klaar te maken voor uitvoering.

  15. Nadat de gegevenstaak is voorbereid, klikt u op Uitvoeren.

    Ga naar Geavanceerde uitvoeropties voor informatie over het herstellen van taken en andere methoden voor het uitvoeren van taken.

  16. De replicationtaak zou nu moeten beginnen, en u kunt de voortgang zien in Bewaken. Ga voor meer informatie naar Een afzonderlijke gegevenstaak bewaken.

Laadprioriteit voor gegevensverzamelingen instellen

U kunt de laadvolgorde beheren van gegevensverzamelingen in uw gegevenstaak door aan elke gegevensverzameling een laadprioriteit toe te wijzen. Dit kan bijvoorbeeld handig zijn als u kleine gegevensverzamelingen wilt laden voorafgaand aan grotere gegevensverzamelingen.

  1. Klik op Laadprioriteit.

  2. Selecteer een laadprioriteit voor elke gegevensverzameling.

    De standaardlaadprioriteit is Normaal. Gegevensverzamelingen worden in de volgende volgorde van prioriteit geladen:

    • Hoogst

    • Hoger

    • Hoog

    • Normaal

    • Laag

    • Lager

    • Laagst

    Gegevensverzamelingen met dezelfde prioriteit worden in willekeurige volgorde geladen.

  3. Klik op OK.

InformatieGegevensverzamelingen van SaaS-applicatiebronnen kunnen afhankelijkheden bevatten in de laadvolgorde. Houd hier rekening mee bij het instellen van de laadprioriteit.

Metagegevens worden vernieuwd

U kunt de metagegevens in de taak vernieuwen om ze af te stemmen met wijzigingen in de metagegevens van de bron in de ontwerpweergave van een taak. In het geval van SaaS-applicaties die de Metadata Manager gebruiken moet de Metadata Manager worden vernieuwd voordat u de metagegevens in de gegeventaak kunt vernieuwen.

InformatieDeze bewerking is alleen van invloed op de tabellen in de weergave Ontwerp van een taak.
  1. U kunt ofwel:

    • Klik op ... en vervolgens op Metagegevens vernieuwen om de metagegevens te vernieuwen voor alle gegevensverzamelingen in de taak.

    • Klik op ... van een gegevensverzameling in Gegevensverzamelingen en vervolgens op Metagegevens vernieuwen om de metagegevens te vernieuwen voor een afzonderlijke gegevensverzameling.

    U kunt de status van de vernieuwing van metagegevens bekijken onder Metagegevens vernieuwen in het onderste deel van het scherm. Ga met de muiscursor op infoknop staan om te zien wanneer de metagegegevens voor het laatst zijn vernieuwd.

  2. Bereid de gegeventaak voor om de wijzigingen toe te passen.

    Als u de gegevenstaak hebt voorbereid en de wijzigingen zijn toegepast, worden de wijzigingen verwijderd van Metagegevens vernieuwen.

U moet opslagtaken voorbereiden die deze taak gebruiken om de wijzigingen door te geven.

Als er een kolom wordt verwijderd, wordt er een transformatie met null-waarden toegevoegd om ervoor te zorgen dat de opslag geen historische gegevens verliest.

Beperkingen

  • Een hernoeming met daarvoor een verwijderde kolom, in hetzelfde tijdslot, wordt vertaald naar de hernoeming van de verwijderde kolom als ze hetzelfde gegevenstype en dezelfde gegevenslengte hebben.

    Voorbeeld:  

    Vóór: a b c d

    Na: a c1 d

    In dit voorbeeld is b verwijderd en is c hernoemd naar c1, en hebben b en c hetzelfde gegevenstype en dezelfde gegevenslengte.

    Dit wordt geïdentificeerd als een hernoeming van b in c1 en een verwijdering van c.

  • De hernoeming van de laatste kolom is niet herkend, zelfs als de laatste kolom is verwijderd en de kolom ervoor is hernoemd.

    Voorbeeld:  

    Vóór: a b c d

    Na: a b c1

    In dit voorbeeld is d verwijderd en is c hernoemd naar c1.

    Dit wordt geïdentificeerd als een verwijdering van c en d en een toevoeging van c1.

  • Er wordt vanuit gegaan dat er aan het einde nieuwe kolommen worden toegevoegd. Als er in midden kolommen worden toegevoegd met hetzelfde gegevenstype als de volgende kolom, worden ze mogelijk geïnterpreteerd als een verwijdering en een hernoeming.

Beperkingen en overwegingen bij het repliceren van gegevens

Voor transformaties gelden de volgende beperkingen:

  • Transformaties worden niet ondersteund voor kolommen met talen van die van rechts naar links worden geschreven.
  • Transformaties kunnen niet uitgevoerd worden op kolommen die speciale tekens (bijv. #, \, /, -) bevatten in hun naam.

  • De enige transformatie die wordt ondersteund voor LOB/CLOB-gegevenstypen is om de kolom in het doel te verwijderen.
  • Een transmatie gebruiken om de naam van een kolom te wijzigen en vervolgens een kolom met dezelfde naam toe te voegen wordt niet ondersteund.

Wijzigen of null-waarden worden toegestaan is niet mogelijk in kolommen die zijn verplaatst of direct of via een transformatieregel zijn gewijzigd. Nieuwe kolommen die zijn gemaakt in de taak kunnen standaard null-waarden bevatten.

Was deze pagina nuttig?

Als u problemen ervaart op deze pagina of de inhoud onjuist is – een typfout, een ontbrekende stap of een technische fout – laat het ons weten zodat we dit kunnen verbeteren!