NumericCount
NumericCount() wordt gebruikt om het aantal numerieke waarden in elke grafiekdimensie te aggregeren.
Syntaxis:
NumericCount([{SetExpression}] [DISTINCT] [TOTAL [<fld {,fld}>]] expr)
Retourgegevenstypen: geheel getal
Argumenten:
- expr: De uitdrukking die of het veld dat de gegevens bevat die moeten worden gemeten.
- SetExpression: De aggregatiefunctie aggregeert standaard over de set mogelijke records die wordt gedefinieerd door de selectie. Met de uitdrukking Set-analyse kunt u een alternatieve set records definiëren.
- DISTINCT: Als het woord DISTINCT vóór de argumenten van de functie wordt geplaatst, worden duplicaten die het resultaat zijn van de evaluatie van de argumenten van de functie, genegeerd.
- TOTAL: Als het woord TOTAL voor de functieargumenten staat, wordt de berekening gemaakt op basis van alle mogelijke waarden bij de huidige selecties, en niet alleen de selecties die betrekking hebben op de huidige dimensiewaarde. Dit betekent dat de dimensies van de grafiek worden genegeerd. Na de kwalificatie TOTAL kan een lijst met een of meer veldnamen tussen punthaken <fld> worden opgegeven. Deze veldnamen moeten een subset zijn van de dimensievariabelen van de grafiek.
Voorbeelden:
In de volgende voorbeelden wordt ervan uitgegaan dat alle klanten worden geselecteerd, behalve waar aangegeven.
Voorbeeld | Resultaat |
---|---|
NumericCount([OrderNumber]) |
7, omdat drie van de 10 velden in OrderNumber leeg zijn. Informatie"0" telt als een waarde en niet een lege cel. Alleen als een meting aggregeert tot 0 voor een dimensie, wordt die dimensie niet ingesloten in grafieken.
|
NumericCount([Product]) | 0, omdat alle productnamen in tekstvorm zijn. Normaal gesproken zou u hiermee kunnen controleren of er geen tekstvelden zijn met numerieke inhoud. |
NumericCount (DISTINCT [OrderNumber])/Count(DISTINCT [OrderNumber]) | Hiermee wordt het aantal verschillende numerieke bestelnummers geteld en gedeeld door het aantal numerieke en niet-numerieke bestelnummers. Dit wordt 1 als alle veldwaarden numeriek zijn. Normaal gesproken zou u hiermee kunnen controleren of alle veldwaarden numeriek zijn. In het voorbeeld zijn er 7 distinctieve numerieke waarden voor OrderNumber van 8 distinctieve numerieke en niet-numerieke waarden, zodat de uitdrukking 0.875 retourneert. |
Gebruikte gegevens in voorbeeld:
Temp:
LOAD * inline [
Customer|Product|OrderNumber|UnitSales|UnitPrice
Astrida|AA|1|4|16
Astrida|AA|7|10|15
Astrida|BB|4|9|9
Betacab|CC|6|5|10
Betacab|AA|5|2|20
Betacab|BB|1|25| 25
Canutility|AA|3|8|15
Canutility|CC|||19
Divadip|CC|2|4|16
Divadip|DD|3|1|25
] (delimiter is '|');
Customer | Product | OrderNumber | UnitSales | Unit Price |
---|---|---|---|---|
Astrida | AA | 1 | 4 | 16 |
Astrida | AA | 7 | 10 | 15 |
Astrida | BB | 4 | 9 | 9 |
Betacab | BB | 6 | 5 | 10 |
Betacab | CC | 5 | 2 | 20 |
Betacab | DD | 1 | 25 | 25 |
Canutility | AA | 3 | 8 | 15 |
Canutility | CC | - | - | 19 |
Divadip | AA | 2 | 4 | 16 |
Divadip | DD | 3 | - | 25 |