Scriptopdrachten en sleutelwoorden
Het QlikView-script bestaat uit een aantal opdrachten. Een opdracht kan een normale scriptopdracht of een scriptbesturingsopdracht zijn. Bepaalde opdrachten kunnen worden voorafgegaan door prefixen.
Normale opdrachten worden over het algemeen gebruikt om gegevens op een bepaalde manier te manipuleren. Deze opdrachten kunnen worden geschreven op een willekeurig aantal regels in het script en moeten altijd worden afgesloten met een puntkomma (;).
Besturingsopdrachten worden gebruikt om het verloop van de scriptuitvoering te besturen. Elke zin van een besturingsopdracht moet op één scriptregel blijven en kan worden afgesloten met een puntkomma of een regeleinde.
Prefixen kunnen worden toegevoegd aan normale opdrachten, maar nooit aan besturingsopdrachten. De prefixen when en unless kunnen wel als suffix bij enkele specifieke clausules van besturingsopdrachten worden gebruikt.
In de volgende sectie vindt u een alfabetisch overzicht van alle scriptopdrachten, besturingsopdrachten en prefixen.
Bij het typen van sleutelwoorden in het script kunt u elke combinatie van hoofdletters en kleine letters gebruiken. Gebruikte namen van velden en variabelen in de opdrachten zijn echter hoofdlettergevoelig.