Systeemfuncties
Systeemfuncties zijn functies voor het benaderen van eigenschappen van het systeem, het apparaat en het QlikView-document.
Gebruik de vervolgkeuzelijst bij elke functie om een korte beschrijving en de syntaxis van de functie te bekijken. Bij sommige functies kunt u meer informatie over de desbetreffende functie opvragen door op de naam in de beschrijving van de syntaxis te klikken.
Deze scriptfunctie retourneert een tekenreeks met de titel van het huidige document. Kan zowel worden gebruikt in het load-script als in een grafiekuitdrukking.
Author( )
Deze functie retourneert de tekenreeks voor de gebruikersagent van de clientbrowser. Kan zowel worden gebruikt in het load-script als in een grafiekuitdrukking.
Voorbeeld:
Mozilla/5.0 (Windows NT 6.1; WOW64) AppleWebKit/537.36 (KHTML, like Gecko) Chrome/35.0.1916.114 Safari/537.36
ClientPlatform( )
Deze functie retourneert een tekenreeks met de naam van de computer volgens het besturingssysteem. Kan zowel worden gebruikt in het load-script als in een grafiekuitdrukking.
ComputerName( )
Deze scriptfunctie retourneert de cultuurnaam van de landinstellingen voor collatie die wordt gebruikt. Als de variabele CollationLocale niet is ingesteld, wordt de daadwerkelijke landinstellingen van de gebruikersmachinge geretourneerd.
GetCollationLocale( )
Deze functie retourneert de waarde van een benoemde uitgebreide eigenschap in het werkbladobject met de opgegeven object-id. Als objectid niet is opgegeven, wordt het werkbladobject gebruikt dat de uitdrukking bevat. Een uitgebreide eigenschap is gedefinieerd voor het uitbreidingsobject in het definitiebestand.
GetExtendedProperty(name[, objectid])
GetObjectField() retourneert de naam van de dimensie. Index is een optioneel geheel getal dat aangeeft welke dimensie moet worden geretourneerd.
GetObjectField([index])
Deze functie retourneert de waarde van een sleutel in het Windows-register. Kan zowel worden gebruikt in het load-script als in een grafiekuitdrukking.
GetRegistryString(path, key)
Deze functie kan alleen in het script worden gebruikt. De functie opent tijdens de uitvoering van het script een invoervak met de vraag of de gebruiker een waarde wil invoeren. De parameters cue en caption worden gebruikt als bericht respectievelijk titelbalk. De functie retourneert de ingevoerde waarde.
De functie voor het invoervak retourneert NULL als het dialoogvenster wordt geannuleerd of gesloten of niet kan worden weergegeven.
Voorbeeld:
Load
Input('Enter value', 'Input box') as v,
Recno () as r
autogenerate 3;
Input(str cue [, str caption])
Deze functie kan alleen worden gebruikt in het script. De functie zorgt dat tijdens uitvoering van het script een berichtvenster wordt geopend. De parameters msg en caption worden gebruikt als bericht respectievelijk titelbalk. Met de parameter mb_buttons legt u vast welke knoppen worden getoond in het berichtvenster. U hebt de volgende opties:
0 of 'OK' voor één knop, OK,
1 of 'OKCANCEL' voor twee knoppen, OK en Cancel,
2 of 'ABORTRETRYIGNORE' voor drie knoppen, Abort, Retry en Ignore,
3 of 'YESNOCANCEL' voor drie knoppen, Yes, No en Cancel,
4 of 'YESNO' voor twee knoppen, Yes en No,
5 of 'RETRYCANCEL' voor twee knoppen, Retry en Cancel.
Met de parameter mb_icons legt u vast welk pictogram wordt getoond in het berichtvenster. U hebt de volgende opties:
0 of lege tekenreeks voor geen pictogram,
16 of 'ICONHAND' voor een pictogram met een X, gebruikt voor kritieke fouten,
32 of 'ICONQUESTION' voor een pictogram met een vraagteken,
48 of 'ICONEXCLAMATION' voor een pictogram met een uitroepteken, gebruikt voor kleine fouten en waarschuwingen
64 of 'ICONASTERISK' voor een pictogram met een i, gebruikt voor berichten met informatie.
Met de parameter mb_defbutton legt u vast welke knop de focus heeft als het berichtvenster wordt geopend. U hebt de volgende opties:
0 of 'DEFBUTTON1': de eerste knop heeft de focus,
256 of 'DEFBUTTON2': de tweede knop heeft de focus,
512 of 'DEFBUTTON3': de derde knop heeft de focus,
768 of 'DEFBUTTON4': de vierde knop heeft de focus.
De functie retourneert een heel getal dat aangeeft welke knop de gebruiker heeft ingedrukt. De hele getallen hebben de volgende betekenis:
1 voor OK,
2 voor Cancel,
3 voor Abort,
4 voor Retry,
5 voor Ignore,
6 voor Yes,
7 voor No
Parameter 3, 4 en 5 worden intern toegevoegd. Als andere numerieke waarden worden gebruikt dan de waarden die hierboven worden genoemd, krijgt u mogelijk een onverwachte combinatie van pictogrammen en knoppen.
De functie voor het berichtvenster retourneert NULL (leeg) als het dialoogvenster niet kan worden weergegeven.
Voorbeeld:
Load
MsgBox('Message 2', 'msgbox', 'OKCANCEL', 'ICONASTERISK') as x, 2 as r
autogenerate 1;
MsgBox(str msg [, str caption [, mb_buttons [, mb_icons[, mb_defbutton]]]] )
Deze functie retourneert een tekenreeks met de naam van de huidige gebruiker volgens het besturingssysteem. Kan zowel worden gebruikt in het load-script als in een grafiekuitdrukking.
OSUser( )
Deze functie retourneert het volledige versie- en buildnummer van QlikView als tekenreeks.
Retourneert een tekenreeks met de naam van de huidige QlikView-gebruiker zoals die in een gedeelte section access is ingevoerd.
QVuser( )
Deze functie retourneert een tijdsstempel voor het moment waarop het laden van de laatste gegevens werd voltooid. Kan zowel worden gebruikt in het load-script als in een grafiekuitdrukking.
ReloadTime( )
Deze grafiekfunctie retourneert de statusnaam van het object waarin het wordt gebruikt. De QlikView-ontwikkelaar kan met deze functie dynamische tekst en kleuren instellen die zich aanpassen aan de objectstatus. Houd er rekening mee dat deze functie alleen werkt voor objecten. U kunt de functie niet gebruiken in een grafiekuitdrukking om de status te bepalen waarnaar de uitdrukking verwijst.