Scriptprefixen
Prefixen kunnen worden toegevoegd aan normale opdrachten, maar nooit aan besturingsopdrachten. De prefixen when en unless kunnen wel als suffix bij enkele specifieke clausules van besturingsopdrachten worden gebruikt.
Bij het typen van sleutelwoorden in het script kunt u elke combinatie van hoofdletters en kleine letters gebruiken. Gebruikte namen van velden en variabelen in de opdrachten zijn echter hoofdlettergevoelig.
Gebruik de vervolgkeuzelijst bij elke functie om een korte beschrijving en de syntaxis van de functie te bekijken. Klik op de functienaam in de beschrijving van de syntaxis voor meer informatie.
Het prefix add kan voor elke LOAD-, SELECT- of map...using-opdracht in het script worden geplaatst. Het prefix is alleen relevant tijdens gedeeltelijk opnieuw laden.
Add [only] (loadstatement | selectstatement | mapstatement)
QVD-bestanden kunnen automatisch worden gemaakt en beheerd met behulp van het prefix buffer. Deze prefix kan worden gebruikt bij de meeste LOAD- en SELECT-opdrachten in een script. Hiermee wordt aangegeven dat QVD-bestanden worden gebruikt als cache/buffer om het resultaat van de opdracht op te slaan.
Buffer[(option [ , option])] ( loadstatement | selectstatement )
option::= incremental | stale [after] amount [(days | hours)]
Het Bundle-prefix wordt gebruikt om externe bestanden, zoals afbeeldings- of geluidsbestanden, of objecten die zijn verbonden aan een veldwaarde, op te nemen voor opslag in het QlikView-bestand.
Bundle [Info] ( loadstatement | selectstatement)
Als twee tabellen die u wilt aaneenschakelen verschillende sets velden hebben, kunt u aaneenschakeling toch afdwingen met het prefix Concatenate.
concatenate[ (tablename ) ] ( loadstatement | selectstatement )
De prefix crosstable wordt gebruikt om een strakke tabel om te zetten in een kruistabel. Dit betekent dat een brede tabel met vele kolommen wordt veranderd in een hoge tabel, waarbij de kolomkoppen in een enkele kenmerkenkolom worden opgenomen.
crosstable (attribute field name, data field name [ , n ] ) ( loadstatement | selectstatement )
Het prefix First voor een LOAD- of SELECT (SQL)-opdracht wordt gebruikt voor het laden van een vast maximumaantal records uit een gegevensbrontabel.
First n( loadstatement | selectstatement )
De prefix generic pakt een hoge tabel uit, waarbij één veld per kenmerkwaarde wordt gemaakt. Dit is vergelijkbaar met het draaien van een tabel, behalve dat het resultaat is dat een aparte tabel per veld wordt gemaakt.
Generic ( loadstatement | selectstatement )
Het prefix hierarchy wordt gebruikt om een hiërarchietabel met bovenliggende-onderliggende objecten om te zetten in een tabel die bruikbaar is in een QlikView-gegevensmodel. Het prefix kan voor een LOAD- of SELECT-opdracht worden geplaatst en gebruikt het resultaat van de laadopdracht als invoer voor een tabeltransformatie.
Hierarchy (NodeID, ParentID, NodeName, [ParentName], [PathSource], [PathName], [PathDelimiter], [Depth])(loadstatement | selectstatement)
Dit prefix wordt gebruikt om een hiërarchietabel met bovenliggende-onderliggende objecten om te zetten in een tabel die bruikbaar is in een QlikView-gegevensmodel. Het prefix kan voor een LOAD- of SELECT-opdracht worden geplaatst en gebruikt het resultaat van de laadopdracht als invoer voor een tabeltransformatie.
HierarchyBelongsTo (NodeID, ParentID, NodeName, AncestorID, AncestorName, [DepthDiff])(loadstatement | selectstatement)
Deze clausule wordt gebruikt met de prefix Info of de prefix Bundle om de grootte van afbeeldingen uit een databasebeheersysteem aan de grootte van de velden aan te passen.
Info [Image_Size(width,height )] ( loadstatement | selectstatement )
Met het prefix info wordt externe informatie zoals een tekstbestand, foto of video gekoppeld aan een veldwaarde.
Info( loadstatement | selectstatement )
De prefixen join en keep kunnen worden voorafgegaan door het prefix inner.Indien gebruikt voor join, geeft de opdracht aan dat een inner join moet worden gebruikt. De resulterende tabel bevat dan alleen gecombineerde veldwaarden uit de tabellen met onbewerkte gegevens waarvoor de koppelende veldwaarden in beide tabellen voorkomen. Indien gebruikt voor keep, geeft de opdracht aan dat beide tabellen met onbewerkte gegevens worden gereduceerd tot de gemeenschappelijke doorsnede voordat ze worden opgeslagen in QlikView. .
Inner ( Join | Keep) [ (tablename) ](loadstatement |selectstatement )
Het prefix IntervalMatch wordt gebruikt voor het maken van een tabel waarin discrete numerieke waarden worden gekoppeld aan een of meer numerieke intervallen, en waarin de waarden optioneel worden gekoppeld aan een of meer extra sleutels.
IntervalMatch (matchfield)(loadstatement | selectstatement )
IntervalMatch (matchfield,keyfield1 [ , keyfield2, ... keyfield5 ] ) (loadstatement | selectstatement )
Het prefix join koppelt de geladen tabel aan een bestaande benoemde tabel of de laatste eerder gemaakte gegevenstabel.
[Inner | Outer | Left | Right ] Join [ (tablename ) ]( loadstatement | selectstatement )
Het prefix keep is vergelijkbaar met het prefix join. Net als bij het prefix join wordt de geladen tabel vergeleken met een bestaande benoemde tabel of de laatste eerder gemaakte gegevenstabel. Maar de geladen tabel wordt niet samengevoegd met een bestaande tabel, in plaats daarvan wordt een tabel of worden beide tabellen voordat ze worden opgeslagen in QlikView gereduceerd op basis van de doorsnede van de tabelgegevens. De uitgevoerde vergelijking is equivalent aan een natuurlijke join voor alle gemeenschappelijke velden, net zoals bij een overeenkomstige join. De twee tabellen worden echter niet samengevoegd, maar als twee afzonderlijk benoemde tabellen in QlikView bewaard.
(Inner | Left | Right) Keep [(tablename ) ]( loadstatement | selectstatement )
De prefixen Join en Keep kunnen worden voorafgegaan door het prefix left.
Gebruikt voor join geeft het prefix aan dat er een join links moet plaatsvinden. De resulterende tabel bevat dan alleen gecombineerde veldwaarden uit de tabellen met onbewerkte gegevens waarvoor de koppelende veldwaarden in de eerste tabel voorkomen. Als het prefix wordt gebruikt vóór keep, geeft het aan dat de tweede tabel met onbewerkte gegevens wordt gereduceerd tot de gemeenschappelijke doorsnede met de eerste tabel, voordat deze wordt opgeslagen in QlikView.
Left ( Join | Keep) [ (tablename) ](loadstatement |selectstatement )
Het prefix mapping wordt gebruikt om een toewijzingstabel te maken die bijvoorbeeld kan worden gebruikt voor het vervangen van veldwaarden en veldnamen tijdens de uitvoering van het script.
Mapping ( loadstatement | selectstatement )
Het prefix NoConcatenate zorgt ervoor dat twee geladen tabellen met identieke veldensets worden behandeld als twee aparte interne tabellen, terwijl ze anders automatisch zouden worden aaneengeschakeld.
NoConcatenate( loadstatement | selectstatement )
Het expliciete prefix Join kan worden voorafgegaan door het prefix outer om een outer join op te geven. In een outer join worden alle combinaties tussen de twee tabellen gegenereerd. De resulterende tabel bevat dus gecombineerde veldwaarden uit de tabellen met onbewerkte gegevens waarvoor de koppelende veldwaarden in één of beide tabellen voorkomen. Het sleutelwoord outer is optioneel.
Outer Join [ (tablename) ](loadstatement |selectstatement )
Het prefix replace wordt gebruikt om de hele QlikView-tabel te verwijderen en te vervangen door een nieuwe tabel die wordt geladen of geselecteerd.
Replace[only](loadstatement |selectstatement |map...usingstatement)
De prefixen Join en Keep kunnen worden voorafgegaan door het prefix right.
Als het prefix wordt gebruikt vóór join, geeft het aan dat er een join rechts moet plaatsvinden. De resulterende tabel bevat dan alleen gecombineerde veldwaarden uit de tabellen met onbewerkte gegevens waarvoor de koppelende veldwaarden in de tweede tabel voorkomen. Als het prefix wordt gebruikt voor keep, geeft het aan dat de eerste tabel met onbewerkte gegevens wordt gereduceerd tot de gemeenschappelijke doorsnede met de tweede tabel, voordat deze wordt opgeslagen in QlikView.
Right (Join | Keep) [(tablename)](loadstatement |selectstatement )
Als u het prefix sample voor een LOAD- of SELECT-opdracht plaatst, wordt er een willekeurige selectie records uit de gegevensbron geladen.
Sample p ( loadstatement | selectstatement )
Tabellen met relaties tussen records kunnen worden geladen met het prefix semantic. Dit kunnen bijvoorbeeld interne referenties binnen een tabel zijn waarbij een record wijst naar een andere, zoals bovenliggend, behoort tot of voorganger.
Semantic ( loadstatement | selectstatement)
Met het prefix en suffix unless maakt u een conditionele clausule waarmee wordt bepaald of een opdracht of exit-clausule wel of niet moet worden geëvalueerd. De opdracht kan worden beschouwd als een compact alternatief voor een volledige if..end if-opdracht.
(Unless condition statement | exitstatement Unless condition )
Met het prefix en suffix when maakt u een conditionele clausule waarmee wordt bepaald of een opdracht of exit-clausule wel of niet moet worden uitgevoerd. De opdracht kan worden beschouwd als een compact alternatief voor een volledige if..end if-opdracht.
( When condition statement | exitstatement when condition )