Bladwijzerobject
Het bladwijzerobject is een werkbladobject dat wordt gebruikt voor de weergave van bladwijzers voor selecties. Bladwijzers kunnen worden doorzocht op naam of vanuit de vervolgkeuzelijst worden geselecteerd. Afhankelijk van de configuratie kan het bladwijzerobject ook worden gebruikt voor het toevoegen van nieuwe bladwijzers of het verwijderen van oude bladwijzers. Het bladwijzerobject biedt in principe dezelfde mogelijkheden als het menu Bladwijzers.
Door met de rechtermuisknop op het object te klikken, kunt u het menu Bladwijzerobject: Object weergegeven. Dit menu kan ook worden geopend vanuit het menu Object als het bladwijzerobject het actieve object is.
Bladwijzerobjecten met alternatieve statussen
Bladwijzerobjecten kunnen op een alternatieve status worden gezet. Aangezien een bladwijzers selecties met alle states bevat, wordt de bladwijzer niet beïnvloed door de state van het bladwijzerobject. De state van het bladwijzerobject wordt echter gebruikt voor alle eigenschappen van het object, zoals voorwaarden tonen en dynamische labels.
Meer informatie
Menu Object
Het menu Object voor bladwijzers wordt geopend door met de rechtermuisknop op het object te klikken. Dit menu bevat de volgende opdrachten:
Opdracht | Beschrijving |
---|---|
Eigenschappen... | Hiermee wordt het dialoogvenster Eigenschappen bladwijzerobject geopend, waarin een aantal parameters kan worden ingesteld. |
Opmerkingen |
Hiermee kunt u opmerkingen maken en uitwisselen over het huidige object. |
Volgorde |
Dit submenu is alleen beschikbaar als de opdracht Ontwerpraster van het menu Beeld is geactiveerd of als de optie Altijd opmaakmenu-opdrachten tonen onder Gebruikersvoorkeuren: Ontwerp is ingeschakeld. Het menu bevat vier opdrachten voor het instellen van de opmaaklaag van de werkbladobjecten. Geldige laagnummers zijn -128 tot en met 127.
|
Bladwijzer toevoegen | Hiermee opent u het dialoogvenster Bladwijzer maken waarin u de naam van de bladwijzer kunt bewerken. |
Bladwijzer vervangen | Hiermee opent u een submenu met de tien meest recent gebruikte bladwijzers die momenteel zijn gedefinieerd in het document. Als u een van deze bladwijzers kiest, wordt de inhoud van die bladwijzer vervangen door de huidige status van selecties en variabelewaarden. |
Bladwijzer verwijderen | Hiermee opent u een submenu met de tien meest recent gebruikte bladwijzers die momenteel zijn gedefinieerd in het document. Als u een van de bladwijzers selecteert, wordt dit verwijderd uit het document. |
Bladwijzers importeren... |
Nadat u een eerder opgeslagen bladwijzerbestand (.qbm) hebt gezocht en geselecteerd, wordt het dialoogvenster Bladwijzers importeren geopend, waarin u bladwijzers kunt importeren. |
Bladwijzers exporteren... |
Hiermee opent u het dialoogvenster Bladwijzers exporteren waarmee u geselecteerde bladwijzers kunt exporteren naar een QlikView-bladwijzerbestand (.qbm). |
Naar het Klembord kopiëren | Dit trapsgewijze menu bevat de verschillende kopieeropties voor het werkbladobject. Afbeelding Hiermee kopieert u een afbeelding van het werkbladobject naar het Klembord. Op de afbeelding zijn de titelbalk en randen van het object wel of niet opgenomen, afhankelijk van de instellingen op de pagina Exporteren van het dialoogvenster Gebruikersvoorkeuren. Object Hiermee wordt het gehele werkbladobject naar het Klembord gekopieerd, waarna u dit elders in de opmaak kunt plakken, of in een ander document dat binnen het huidige exemplaar van QlikView is geopend. |
Gekoppelde objecten |
Er wordt een menu geopend met de volgende opdrachten voor gekoppelde objecten.
|
Minimaliseren | Hiermee wordt het object verkleind tot een pictogram. Klikken op het pictogram op de titelbalk van het object (indien weergegeven) heeft hetzelfde effect. Deze opdracht is alleen beschikbaar als minimaliseren is toegestaan in het dialoogvenster Eigenschappen van het object op de pagina Titelbalk. |
Maximaliseren | Het object wordt vergroot om het werkblad op te vullen. Klikken op het pictogram op de titelbalk van het object (indien weergegeven) heeft hetzelfde effect. Deze opdracht is alleen beschikbaar als maximaliseren is toegestaan in het dialoogvenster Eigenschappen van het object op de pagina Titelbalk. |
Herstellen | Hiermee herstelt u het vorige formaat en de vorige locatie van een geminimaliseerd of gemaximaliseerd object. Dubbelklikken op het pictogram van een geminimaliseerd object of klikken op het pictogram op de titelbalk van het object (indien weergegeven) van een gemaximaliseerd object heeft hetzelfde effect. Deze opdracht is alleen beschikbaar voor geminimaliseerde of gemaximaliseerde objecten. |
Help | Hiermee wordt de QlikView Help geopend. |
Verwijderen | Hiermee wordt het geselecteerde werkbladobject van het werkblad verwijderd. |
Algemeen
U opent het tabblad Bladwijzerobject Eigenschappen: Algemeen door met de rechtermuisknop te klikken op een bladwijzerobject en vervolgens de opdracht Eigenschappen te kiezen in het zwevende menu. U kunt hier algemene parameters instellen voor het bladwijzerobject.
Eigenschap | Beschrijving |
---|---|
Titel |
De tekst die moet worden weergegeven in de titelbalk van het bladwijzerobject. De titel kan worden gedefinieerd als een berekende formule. De tekst van het label wordt dan dynamisch bijgewerkt. Klik op de knop ... om het dialoogvenster Uitdrukking bewerken te openen. Hierin kunt u lange formules eenvoudiger bewerken. |
Alternatieve status |
Kies een van de beschikbare statussen in de lijst. De volgende alternatieve statussen zijn altijd beschikbaar.
|
Object-ID |
Deze ID wordt gebruikt voor macro's. Aan elk werkbladobject wordt een unieke ID toegewezen. Het is aan te bevelen in de ID alleen alfanumerieke tekens te gebruiken. Bij bladwijzerobjecten begint de ID met BM01. Gekoppelde objecten hebben dezelfde object-ID. U kunt dit ID-nummer later bewerken. |
Achtergrond |
|
Optie | Beschrijving |
---|---|
Knop Toevoegen tonen |
Schakel dit alternatief in om de knop Bladwijzer toevoegen toe te voegen aan het bladwijzerobject. Deze optie is standaard ingeschakeld.
|
Knopuitlijning | Hier kunt u beslissen hoe de knoppen Toevoegen en Verwijderen ten opzichte van elkaar moeten worden geplaatst, als ze allebei worden getoond: u hebt de keuze uit de stand Horizontaal (naast elkaar) en Verticaal (gestapeld). |
Eigenschap | Beschrijving |
---|---|
Knop Verwijderen tonen |
Schakel deze optie in als een knop Bladwijzer verwijderen moet worden weergegeven in het bladwijzerobject. Deze optie is standaard uitgeschakeld.
|
Mijn bladwijzers tonen | Schakel deze optie in als u persoonlijke bladwijzers in de lijst met bladwijzers van het bladwijzerobject wilt weergeven. Persoonlijke bladwijzers worden onder in de lijst weergegeven en worden door een scheidingsteken gescheiden van de documentbladwijzers. |
Infotekst voor bladwijzer tonen | Schakel deze optie in als u de tekst wilt weergeven die is ingevoerd onder Info bewerken. |
Lettertype
Hier kunt u opties instellen voor Lettertype, Tekenstijl en Punten van het lettertype voor het object.
U kunt het lettertype instellen voor elk afzonderlijk object (Eigenschappen object: Lettertype), of alle objecten in een document (Toepassen op objecten op Documenteigenschappen: Lettertype).
Verder kunt u de standaard documentlettertypen voor nieuwe objecten instellen op Documenteigenschappen: Lettertype. Er zijn twee standaard lettertypen:
- Het eerste standaard lettertype (Keuzelijsten, Grafieken enz.) wordt gebruikt voor de meeste objecten, zoals keuzelijsten en grafieken.
- Het tweede standaard lettertype (Tekstobjecten en -knoppen) wordt gebruikt voor knoppen en tekstvakken, waarvoor meestal een groter lettertype nodig is.
Ten slotte kunt u de standaard lettertypen voor nieuwe documenten instellen op Gebruikersvoorkeuren: Lettertype.
Voor grafieken, knoppen en tekstobjecten (behalve zoekobjecten) kunt u ook een kleur opgeven. De kleur kan vast zijn of dynamisch worden berekend aan de hand van een uitdrukking. De uitdrukking moet een geldige kleurrepresentatie opleveren. Hiertoe kunt u de kleurfuncties gebruiken. Als het resultaat van de uitdrukking geen geldige kleurweergave oplevert, wordt standaard zwart gebruikt als kleur voor het lettertype.
Aanvullende instellingen zijn:
- Slagschaduw: Als u deze optie inschakelt, wordt een slagschaduw aan de tekst toegevoegd.
- Onderstrepen: Als u deze optie inschakelt, wordt de tekst onderstreept.
Een voorbeeld van het geselecteerde lettertype is te zien in het voorbeeldvenster.
Opmaak
Een opmaakinstelling is alleen van toepassing op het huidige object als u werkt via de eigenschappenpagina voor een object.
Een opmaakinstelling is van toepassing op alle objecten van een of meer opgegeven typen in het document als u werkt via de eigenschappenpagina voor het document.
Randen gebruiken
Als u deze optie inschakelt, kunt u een rand om het object maken. U kunt het soort rand opgeven door een optie te kiezen in het vervolgkeuzemenu.
- Schaduwintensiteit: Met de vervolgkeuzelijst Schaduwintensiteit kunt u de intensiteit instellen van de schaduw rond de werkbladobjecten. Ook kunt u Geen schaduw kiezen.
- Randstijl: De volgende vooraf gedefinieerde randtypen zijn beschikbaar:
- Ononderbroken: Een ononderbroken rand in één kleur.
- Verlaagd: Met deze rand lijkt het werkbladobject te zijn verlaagd ten opzichte van de achtergrond.
- Verhoogd: Met deze rand lijkt het werkbladobject te zijn verhoogd ten opzichte van de achtergrond.
- Omrand: Met deze rand lijkt het werkbladobject te zijn ingelijst.
- Randbreedte: Deze optie is beschikbaar voor alle randtypen. De breedte kan worden opgegeven in mm, cm, inches (", inch), pixels (px, pxl, pixel), punten (pt, pts, point) of docunits (du, docunit).
- Kleur: Met deze knop opent u een dialoogvenster, waarin u voor alle randtypen een geschikte basiskleur uit het kleurenpalet kunt kiezen.
- Regenboog: Hiermee kunt u voor alle randtypen een regenboogeffect creëren. De regenboog wordt aan de bovenkant van het object vanuit de basiskleur opgebouwd.
Als u Vereenvoudigd hebt gekozen voor Opmaakmodus in Documenteigenschappen: Algemeen, kunt u geen randtype instellen. Dan worden alleen de vervolgkeuzelijst Schaduwintensiteit en de instelling Randbreedte aangeboden.
Afgeronde hoeken
In de groep Afgeronde hoeken kunt u instellingen opgeven voor de algemene vorm van het object. Met behulp van deze instellingen kunt u objecten weergeven met ronde of ellipsvormige hoeken tot superellipsvormig en rechthoekig. Afgeronde hoeken is alleen beschikbaar als u Geavanceerd als Opmaakmodus hebt geselecteerd in Documenteigenschappen: Algemeen.
- Afgeronde hoeken: Schakel deze optie in om de opties voor afgeronde hoeken beschikbaar te maken.
- Hoeken: Hoeken waarvoor de optie niet is ingeschakeld, krijgen een rechte hoek.
- Hoekigheid: Een variabel nummer tussen 2 en 100, waarbij 100 een rechthoek definieert met perfect vierkante hoeken en 2 met een perfecte ellipsvorm (een cirkel met een aspectverhouding van 1:1). Een hoekigheid tussen 2 en 5 is doorgaans optimaal voor afgeronde hoeken.
- Hoekradius: Hier geeft u de radius van de hoeken op, als vaste afstand (Vast) of als percentage van het totale kwadrant (Relatief (%)). Met deze instelling bepaalt u de mate waarin de hoeken worden beïnvloed door de onderliggende algemene vorm die bij Hoekigheid is ingesteld. De afstand kan worden opgegeven in mm, cm, inches (", inch), pixels (px, pxl, pixel), punten (pt, pts, point) of docunits (du, docunit).
Laag
In de groep Laag kunt u aan het object één van de drie werkbladlagen toekennen:
- Onderste: Een object met de laageigenschap Onderste kan nooit objecten in de lagen Normaal en Bovenste bedekken. Het kan alleen boven andere objecten in de laag Onderste worden geplaatst.
- Normaal: Bij aanmaak worden objecten standaard in de normale (middelste) laag geplaatst. Een object met de laageigenschap Normaal kan nooit worden bedekt door objecten in de laag Onderste en kan zelf nooit objecten in de laag Bovenste bedekken.
- Bovenste: Een object in de laag Bovenste kan nooit worden bedekt door objecten in de lagen Normaal en Onderste. Alleen andere objecten in de laag Bovenste kunnen erboven worden geplaatst.
- Aangepast: De lagen Bovenste, Normaal en Onderste komen overeen met respectievelijk de interne laagnummers 1, 0 en -1. Alle waarden tussen -128 en 127 worden echter geaccepteerd. Kies deze optie als u een zelfgekozen waarde binnen dit bereik wilt opgeven.
Thema-editor...
Hiermee opent u de wizard Thema's waarin u een nieuw opmaakthema kunt maken.
Thema toepassen...
U kunt een opmaakthema toepassen op het object, werkblad of document.
Tonen
In de groep Tonen kunt u een voorwaarde aangeven waaronder het object wordt getoond:
- Altijd: Het werkbladobject wordt altijd getoond.
- Voorwaardelijk: Het werkbladobject wordt getoond of verborgen, afhankelijk van een voorwaardelijke uitdrukking die voortdurend wordt geëvalueerd, bijvoorbeeld op basis van gemaakte selecties etc. Het werkbladobject wordt alleen verborgen als de voorwaarde FALSE retourneert.
Gebruikers met beheerdersbevoegdheden voor het document kunnen alle voorwaarden voor tonen opheffen met behulp van de optie Alle werkbladen en objecten tonen in Documenteigenschappen: Beveiliging. Deze functionaliteit kan worden in- of uitgeschakeld door op Ctrl+Shift+S te drukken.
Opties
In de groep Opties kunt u de mogelijkheid tot het wijziging van positie of grootte van het werkbladobject uitschakelen. De instellingen in deze groep zijn alleen van toepassing als de bijbehorende selectievakjes zijn ingeschakeld in Documenteigenschappen: Opmaak en Werkbladeigenschappen: Beveiliging.
- Positie/grootte wijzigen toestaan: Als deze optie is uitgeschakeld, kan niet langer de positie of de grootte van een werkbladobject worden gewijzigd.
- Kopiëren/klonen toestaan: Als deze optie is uitgeschakeld, kan niet langer een kopie van het werkbladobject worden gemaakt.
- Info toestaan: Wanneer de functie info in gebruik is, wordt een infopictogram weergegeven in de venstertitelbalk wanneer aan een veldwaarde informatie is gekoppeld. Als u geen infopictogram wilt weergeven in de titelbalk, kunt u deze optie uitschakelen.
Info - Omvang in gegevens: In principe worden de randen van alle tabelobjecten in QlikView verkleind als de tabel door bepaalde selecties kleiner wordt dan de ruimte die eraan toegewezen is. Als u deze optie uitschakelt, wordt deze automatische formaataanpassing uitgeschakeld en wordt de overtollige ruimte leeg gelaten.
Schuifbalken
Verschillende opties voor het wijzigen van de opmaak van schuifbalken vindt u in de groep Schuifbalken:
- Schuifpositie behouden: Als deze instelling is ingeschakeld, behoudt QlikView zo mogelijk de schuifpositie van tabellen en grafieken met een schuifbalk wanneer een selectie wordt gemaakt in een ander object. De instelling moet ook worden ingeschakeld in Gebruikersvoorkeuren: Objecten. De schuifpositie blijft niet bewaard als u het document sluit.
- Schuifknoppen: Hier stelt u de kleur van de schuifknoppen in. Selecteer een kleur door op de knop te klikken. Middelgrijze kleuren zijn overigens zeer geschikt voor schuifbalken. Beide kunt u instellen als effen kleur of als kleurovergang in het dialoogvenster Kleurgebied. U opent dit venster door te klikken op de betreffende knop.
- Achtergrond schuiven: Hier stelt u de achtergrondkleur van de schuifbalken in. Selecteer een kleur door op de knop te klikken.
- Schuifbalkbreedte: Deze instelling wordt toegepast op de breedte en de relatieve grootte van de schuifbalksymbolen.
- Schuifstijl: Hier stelt u de stijl van de schuifbalken in. Selecteer een stijl in de vervolgkeuzelijst. De schuifstijl Klassiek komt overeen met de schuifbalkstijl in QlikView 4/5. De schuifstijl Standaard is moderner. De derde stijl is Licht. Deze heeft een dunnere, lichtere balk.
De schuifbalkstijl is alleen zichtbaar als de Opmaakmodus is ingesteld op Geavanceerd. U vindt deze instelling door het vervolgkeuzemenu Instellingen te openen, Documenteigenschappen te selecteren en naar het tabblad Algemeen te gaan.
- Toepassen op...: Hiermee opent u het dialoogvenster Eigenschappen titelbalk en rand, waarin u kunt instellen waarop de eigenschappen moeten worden toegepast die u instelt op de pagina Opmaak.
Titelbalk
Een titelbalkinstelling is alleen van toepassing op het huidige object als u werkt via de pagina Objecteigenschappen.
Een titelbalkinstelling is van toepassing op alle objecten van een of meer opgegeven typen in het document als u werkt via de pagina Documenteigenschappen.
Geef op de pagina Titelbalk opmaakopties op die volledig afwijken van de algemene opmaak van het object.
- Titelbalk tonen: Als deze optie is ingeschakeld, wordt aan de bovenkant van elk werkbladobject een titelbalk weergegeven. De titelbalk is standaard ingeschakeld bij keuzelijsten en andere objecten met een vak, en uitgeschakeld bij knoppen, tekstobjecten en lijnen/pijlen.
- Titeltekst: In het tekstvak kunt u een titel invoeren die op de titelbalk van het object wordt weergegeven. Gebruik de knop Lettertype... om het lettertype van de titelbalk te wijzigen.
U kunt voor elke status van de titelbalk een verschillende kleur instellen. De instellingen voor Actieve kleuren en Inactieve kleuren kunnen onafhankelijk van elkaar worden uitgevoerd.
Klik op de knop Achtergrondkleur of Tekstkleur om het dialoogvenster Kleurgebied te openen. De achtergrondkleur kan worden gedefinieerd als een effen kleur of een kleurovergang in het dialoogvenster Kleurgebied. Voor Tekstkleur kan een vaste of een berekende kleur worden gedefinieerd met behulp van kleurfuncties.
- Tekstterugloop: Als deze optie is ingeschakeld, wordt de titel weergegeven op twee of meer regels.
- Titelbalkhoogte (regels): U stelt het aantal titelbalkregels in dit tekstvak in.
U kunt de exacte grootte en positie van een normaal of geminimaliseerd QlikView-object bepalen en aanpassen met de instellingen voor grootte en positie. Deze instellingen worden gemeten in pixels:
- X-pos.: Hiermee stelt u de horizontale positie van de linkerzijde van het werkbladobject in ten opzichte van de linkerrand van het werkblad.
- Y-pos.: Hiermee stelt u de verticale positie van de bovenzijde van het werkbladobject in ten opzichte van de bovenrand van het werkblad.
- Breedte: Hiermee stelt u de breedte van het QlikView-werkbladobject in.
- Hoogte: Hiermee stelt u de hoogte van het QlikView-werkbladobject in.
U kunt de positie van de titelbalk wijzigen met de opties voor Titelbalkuitlijning:
- Horizontaal: Het label kan horizontaal worden uitgelijnd: Links, Centreren of Rechts binnen het titelbalkgebied.
- Verticaal: Het label kan verticaal worden uitgelijnd: Boven, Centreren of Onder binnen het titelbalkgebied.
Speciale pictogrammen
Veel opdrachten in het objectmenu van werkbladobjecten kunnen ook als pictogrammen op de titelbalk worden weergegeven. Selecteer de opdrachten die als pictogrammen moeten worden weergeven door de selectievakjes links van de betreffende opdrachten in de lijst in te schakelen.
- Minimaliseren toestaan: Als deze optie is ingeschakeld, wordt een pictogram voor minimaliseren weergegeven in de venstertitelbalk van het werkbladobject, op voorwaarde dat het object geminimaliseerd kan worden. Ook kan het object worden geminimaliseerd door op de titelbalk te dubbelklikken.
- Automatisch minimaliseren: Deze optie is beschikbaar als Minimaliseren toestaan is ingeschakeld. Wanneer Automatisch minimaliseren is ingeschakeld voor diverse objecten op hetzelfde werkblad, worden ze telkens allemaal op één na automatisch geminimaliseerd. Dit is bijvoorbeeld nuttig als u verschillende grafieken in hetzelfde werkbladgebied afwisselend wilt weergeven.
- Maximaliseren toestaan: Als deze optie is ingeschakeld, wordt een pictogram voor maximaliseren weergegeven in de venstertitelbalk van het werkbladobject, op voorwaarde dat het object gemaximaliseerd kan worden. Ook kan het object worden gemaximaliseerd door op de titelbalk te dubbelklikken. Als zowel Minimaliseren toestaan als Maximaliseren toestaan zijn ingeschakeld, wordt bij dubbelklikken het object geminimaliseerd.
- Help-tekst: Hier kunt u een Help-tekst invoeren voor weergave in een pop-upvenster. De Help-tekst kan worden opgegeven als berekende formule. Deze optie is niet beschikbaar op documentniveau. Klik op de knop ... om het dialoogvenster Uitdrukking bewerken te openen. Hierin kunt u lange formules eenvoudiger bewerken.
Uitdrukkingssyntaxis voor berekende formulesU kunt bijvoorbeeld een omschrijving invoeren van het werkbladobject. Een Help-pictogram wordt toegevoegd aan de venstertitelbalk van het object. Wanneer de muisaanwijzer over het pictogram beweegt, wordt de tekst in een pop-upvenster weergegeven.