Lakehouse-clusters beheren

Als tenant- of gegevensbeheerder kunt u lakehouse-clusters aanmaken en beheren vanuit de sectie Lakehouse-clusters van het Beheer- of Gegevensintegratie-activiteitencentrum. Gebruikers zonder beheerdersaccount kunnen clusters bekijken en beheren vanuit het Gegevensintegratie-activiteitencentrum op basis van verleende machtigingen.

Een cluster bewaken

Een lakehouse-cluster wordt aangemaakt tijdens de implementatie van de netwerkintegratie met behulp van een basisconfiguratie. Klik in het Beheer-activiteitencentrum op Lakehouse-clusters en selecteer het tabblad Lakehouse-clusters. De bestaande clusters binnen uw tenant worden als volgt weergegeven:

Kolom	Beschrijving
Naam	De naam van het rekencluster.
Cluster-id	De unieke ID voor het cluster toegewezen door Qlik.
Netwerkintegratie	De VPC-integratie waarop het cluster draait.
Ruimte	De bijbehorende ruimte.
Status	De status van het cluster.
Bericht	De foutmelding als het cluster problemen ondervindt tijdens de implementatie of bewerking.
Versie	De Qlik Open Lakehouse-versie geïmplementeerd in het cluster.
Gemaakt	De gebruiker die het cluster heeft aangemaakt, en de datum en tijd waarop het cluster is aangemaakt.

Clusterstatus

Elk cluster bevindt zich in een van de volgende statussen:

Status	Beschrijving
Implementeren	De cluster wordt binnen uw VPC aangemaakt.
Implementatie mislukt	Het aanmaken van het cluster is mislukt door een onherstelbare fout die tussenkomst van de gebruiker vereist.
Stoppen	De cluster wordt afgesloten.
Gestopt	Het cluster is met succes gestopt.
Verwijderen	Het cluster wordt verwijderd.
Verbinding verbroken	De verbinding tussen het cluster en QCS is verbroken.
In uitvoering (te weinig ingericht)	Het cluster ondervond problemen tijdens het schalen.
In uitvoering (resources in behandeling)	Er zijn geen exemplaren beschikbaar voor het cluster, bijvoorbeeld omdat de quotumlimiet bereikt is.
In uitvoering	Het cluster is actief.

Een cluster beheren

Om een bestaand cluster te beheren, doet u het volgende:

Selecteer in de lijst Lakehouse-clusters het cluster dat u wilt beheren en klik op Meer acties.
Klik in het deelvenster Clustereigenschappen op Meer acties.
Selecteer een van de volgende acties, die zichtbaar zijn afhankelijk van de huidige status van het cluster:

Starten: een cluster met de status Stoppen of Gestopt kan worden gestart. Alle entiteiten die geconfigureerd zijn om op het cluster uit te voeren, worden hervat wanneer het cluster wordt uitgevoerd.
Stoppen: u kunt een cluster met resources met de status Implementeren, Verbinding verbroken, Uitvoeren, In uitvoering (te weinig ingericht) of In behandeling pauzeren. Alle entiteiten die geconfigureerd zijn om op het cluster te worden uitgevoerd, worden gestopt.
Weergeven: het deelvenster Clusterdetails biedt een overzicht van de clusterinstellingen, inclusief status, aantal exemplaren, familietype en schaalstrategie.
Bewerken: clustereigenschappen kunnen ongeacht de status bewerkt worden.
Vervangen: een cluster vervangt geleidelijk de clusterexemplaren door nieuwe exemplaren, en kan worden uitgevoerd wanneer de clusterstatus Verbinding verbroken, Uitvoeren, of In uitvoering (te weinig ingericht) is. Deze actie past de wijzigingen in de clusterconfiguratie met onmiddellijke ingang toe. U kunt kiezen tussen:
- Geleidelijk: zorgt ervoor dat er geen downtime is omdat de exemplaren blijven draaien terwijl updates worden toegepast.
- Onmiddellijk: alle exemplaren worden onmiddellijk afgesloten, wat een vertraging veroorzaakt totdat ze bijgewerkt en opnieuw opgestart zijn.
Nu schalen: de schaalstrategie voor een cluster in de status In uitvoering wijzigen. Dit is beschikbaar wanneer Spot Instances geconfigureerd zijn. Klik op Nu schalen om het aantal exemplaren te wijzigen.
Verwijderen: een cluster kan worden verwijderd als er momenteel geen entiteiten aan gekoppeld zijn. Anders moeten taken eerst worden verwijderd of naar een ander cluster worden verplaatst. De clusterstatus moet Implementatie mislukt of Gestopt zijn voordat het cluster verwijderd kan worden.
Opnieuw implementeren: zichtbaar als de clustercreatie in AWS mislukt is door een onherstelbare fout die tussenkomst van de gebruiker vereist, wat resulteert in de status Implementatie mislukt. Met deze actie kunt u het cluster handmatig implementeren.

Zie Lakehouse-cluster (EC2 Auto-Scaling-groep) voor meer informatie over de architectuur van lakehouse-clusters en het selecteren van een geschikte schaalstrategie voor uw werkbelasting.

Een cluster bewerken

Om de eigenschappen van een bestaand cluster te beheren, doet u het volgende:

Selecteer in de lijst Lakehouse-clusters het cluster dat u wilt beheren.
Klik in het deelvenster Clustereigenschappen op Meer acties en selecteer Bewerken.
De volgende clustereigenschappen kunnen worden gewijzigd:

Naam: u kunt de naam van het cluster wijzigen.
Familietype: het familietype van het exemplaar kan omhoog of omlaag worden geschaald. Voor elke wijziging moet het cluster vervangen worden.

De exemplaren in het cluster bewerken

AWS On-Demand Instances: u kunt het minimumaantal gegarandeerde On-Demand Instances voor dit cluster wijzigen.
AWS Spot Instances: voer het minimum en maximum aantal Spot Instances in dat u wilt gebruiken.

Wijzig indien nodig de schaalstrategie voor de tijdelijke exemplaren die uw werkbelasting verwerken. De volgende opties zijn beschikbaar:

Lage kosten: geoptimaliseerd voor lagere kosten, maar kan leiden tot perioden met hogere latentie.
Lage latentie: streeft ernaar lage latentie te behouden en staat korte noodzakelijke pieken toe.
Consistente lage latentie: schaalt proactief omhoog om de latentie laag te houden.
Handmatig schalen: behoudt een statisch aantal exemplaren zonder automatisch schalen.

Tags

Gekoppelde Tags toevoegen, bewerken of verwijderen. Voor elke wijziging moet het cluster vervangen worden.

Was deze pagina nuttig?

Als u problemen ervaart op deze pagina of de inhoud onjuist is – een tikfout, een ontbrekende stap of een technische fout – laat het ons weten!

Geef hier uw feedback