Ga naar hoofdinhoud Ga naar aanvullende inhoud

Combinatiegrafiek

Het combinatiediagram is geschikt voor het vergelijken van twee reeksen metingswaarden die gewoonlijk moeilijk te vergelijken zijn vanwege de verschillen in schaal. Het is eigenlijk een combinatie van een staafdiagram en een lijndiagram.

video thumbnail

Een typisch voorbeeld is wanneer u een staafdiagram hebt met verkoopcijfers en deze cijfers wilt combineren met de margewaarden (in procenten). In een normaal staafdiagram zouden de staven voor de verkoop op de gebruikelijke wijze worden weergegeven, maar de margewaarden zouden vrijwel onzichtbaar zijn vanwege het zeer grote verschil tussen de numerieke waarden voor verkopen en marge.

Een combinatiediagram met de margewaarden (in procenten) en staven met verkoopcijfers.

Combinatiegrafiek.

Met een combinatiediagram kunt u deze waarden combineren door, bijvoorbeeld, staven te gebruiken voor de verkoopwaarden en een lijn voor de margewaarden. Standaard hebben de balken de meting-as aan de linkerkant, terwijl de margewaarden een aparte as aan de rechterkant hebben. De twee metingen gebruiken dezelfde dimensie (YearMonth).

Als u nog een andere meting hebt, bijvoorbeeld brutoverkopen, met waarden die grofweg in hetzelfde bereik liggen als de verkoopwaarden, kunt u de derde meting toevoegen als staven en de nieuwe metingswaarden stapelen of groeperen met de verkoopwaarden. Met gegroepeerde staven kunt u eenvoudig twee of meer items in dezelfde categoriegroep vergelijken. Gestapelde staven combineren verschillende groepen boven elkaar en de totale hoogte van de resulterende staaf representeert het gecombineerde resultaat.

Een combinatiediagram met drie metingen: de margewaarden (in procenten), staven met verkoopcijfers en de meting brutoverkopen gegroepeerd met de verkoopwaarden.

Combinatiegrafiek met drie metingen.

Als u nog een andere meting hebt, bijvoorbeeld brutoverkopen, met waarden die grofweg in hetzelfde bereik liggen als de verkoopwaarden, kunt u de derde meting toevoegen als staven en de nieuwe metingswaarden stapelen of groeperen met de verkoopwaarden. Met gegroepeerde staven kunt u eenvoudig twee of meer items in dezelfde categoriegroep vergelijken. Gestapelde staven combineren verschillende groepen boven elkaar en de totale hoogte van de resulterende staaf representeert het gecombineerde resultaat.

Het combinatiediagram kan alleen verticaal worden weergegeven.

Wanneer gebruiken

Doordat de mogelijkheid bestaat verschillende metingsschalen te gebruiken, een aan de linkerkant en een aan de rechtkant, is het combinatiediagram ideaal als u metingswaarden wilt presenteren die normaliter moeilijk zijn te combineren vanwege het aanzienlijke verschil in waardebereiken.

Maar een combinatiediagram kan ook heel handig zijn bij het vergelijken van waarden met hetzelfde waardebereik. In de afbeelding hierboven, heeft het combinatiediagram slechts één meting-as, maar is de relatie tussen de twee categorieën verkoop en kosten duidelijk.

Voordelen

Het combinatiediagram is de beste keuze bij het combineren van verschillende metingen van verschillende waardebereiken.

Nadelen

Het combinatiediagram ondersteunt slechts één dimensie en kan derhalve niet worden gebruikt als u twee of meer dimensies in de visualisatie moet opnemen.

Een combinatiediagram maken

U kunt een combinatiediagram maken op het werkblad dat u aan het bewerken bent. In een combinatiediagram hebt u minimaal één dimensie en één meting nodig.

  1. Sleep vanuit het bedrijfsmiddelenvenster een leeg combinatiediagram naar het werkblad.
  2. Klik op Dimensie toevoegen en selecteer een dimensie of een veld.
  3. Klik op Meting toevoegen en selecteer een meting of maak een meting van een veld. U kunt selecteren of u de meting als een staaf wilt weergeven.
  4. Voeg een andere meting toe door middel van Toevoegen onder Hoogte van lijn. Voer een uitdrukking in, of een mastermeting, of een veld waarop een aggregatiefunctie is toegepast. Standaard verschijnt er een lijn bij wijze van meting.
  5. Als u klaar bent met het toevoegen van metingen, configureert u elke meting om staven, lijnen of markeringen te tonen. Ga voor meer informatie naar De presentatie van metingen configureren.

U kunt slechts één dimensie hebben, maar u kunt blijven toevoegen tot 15 metingen. U kunt echter maar twee metingsassen hebben. Dit betekent dat als u drie of meer metingen met een groot verschil in waardebereik toevoegt, het lastig kan zijn om alle metingen weer te geven met een goede distributie van waarden.

Als u het combinatiediagram hebt gemaakt, wilt u mogelijk het uiterlijk hiervan en andere instellingen aanpassen in het eigenschappenvenster. Voor informatie over vormgeving gaat u naar De combinatiediagram opmaken. Voor informatie over het aanpassen van andere aspecten van de uitstraling van het diagram gaat u naar Het uiterlijk van een visualisatie wijzigen.

De combinatiediagram opmaken

Er zijn een aantal stijlopties beschikbaar onder Uiterlijk in het eigenschappenvenster.

Klik op PaletStijlen onder Uiterlijk > Presentatie om de stijl van het diagram verder aan te passen. Het stijldeelvenster bevat verschillende secties onder de tabbladen Algemeen en Diagram.

U kunt uw stijlen resetten door te klikken op Resetten naast elke sectie. Als u op Resetten Alles opnieuw instellen klikt, worden de stijlen voor alle beschikbare tabbladen in het stijlvenster opnieuw ingesteld.

Raadpleeg Aangepaste stijl toepassen op een visualisatie voor algemene informatie over het stijlen van een afzonderlijke visualisatie.

De tekst aanpassen

U kunt de tekst voor de titel, subtitel en voetnoot instellen onder Uiterlijk > Algemeen. Schakel Titels tonen uit als u deze elementen wilt verbergen.

De manier waarop u configureert dat de metingswaarden moeten worden getoond evenals andere instellingen voor diagrammen en weergaveopties voor labels bepalen of labels op het diagram zichtbaar zijn. Configureer of een meting wordt getoond als Staven, Lijn of Markering door de meting uit te vouwen onder Gegevens > Metingen en te klikken op Meer eigenschappen. Configureer aanvullende opties voor diagrammen en labels onder Uiterlijk > Presentatie.

U kunt de stijl van de tekst bepalen die in het diagram verschijnt.

  1. Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.

  2. Onder UiterlijkPresentatie klikt u op Palet Stijlen.

  3. Stel op het tabblad Algemeen het lettertype, de nadrukstijl, de grootte en de kleur in voor de volgende tekstelementen:

    • Titel

    • Ondertitel

    • Voetnoot

  4. Op het tabblad Diagram vouwt u de sectie Staven uit. Deze sectie verschijnt als een van de metingen wordt weergegeven als staven.

  5. Onder Staaflabels maakt u de labels op voor metingswaarden die zijn geconfigureerd als Staven. U kunt het lettertype, de lettergrootte en de kleur selecteren.

    Als u de weergaveoptie Gestapeld gebruikt, worden met deze instelling Segmentlabels (metingswaarden voor elke dimensiewaarde) en Totalenlabels (combineert de metingswaarden voor elke dimensiewaarde) ingesteld.

  6. Vouw de sectie Lijnen van het tabblad Diagram uit. Deze sectie verschijnt als een van de metingen wordt weergegeven als lijnen.

  7. Onder Puntlabels maakt u de labels op voor metingswaarden die zijn geconfigureerd als Lijn. U kunt het lettertype, de lettergrootte en de kleur selecteren.

  8. Op het tabblad Diagram vouwt u de sectie Markeringen uit. Deze sectie verschijnt als een van de metingen wordt weergegeven als markeringen.

  9. Onder Markeringslabels maakt u de labels op voor metingswaarden die zijn geconfigureerd als Markeringen. U kunt het lettertype, de lettergrootte en de kleur selecteren.

  10. Stel op het tabblad Diagram het lettertype, de grootte en de kleur in voor de volgende tekstelementen:

    • Astitel: Stel de stijl van de titels op de assen in.

    • Aslabel: Stel de stijl van de labels op de assen in.

    • Legendatitel: Stel de stijl van de legendatitel in.

    • Legendalabels: Stel de stijl van de labels van de afzonderlijke legenda-items in.

De achtergrond aanpassen

U kunt de achtergrond van het diagram aanpassen. De achtergrond kan worden ingesteld met een kleur en afbeelding.

  1. Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.

  2. Onder UiterlijkPresentatie klikt u op Palet Stijlen.

  3. Op het tabblad Algemeen van het stijlvenster kunt u een achtergrondkleur (enkele kleur of uitdrukking) selecteren. U kunt de achtergrond ook instellen op een afbeelding uit uw mediabibliotheek of van een URL.

    Als u een achtergrondkleur gebruikt, kunt u de schuifregelaar gebruiken om de mate van transparantie van de achtergrond aan te passen.

    Wanneer u een achtergrondafbeelding gebruikt, kunt u de afbeeldingsgrootte en -positie aanpassen.

De omtreklijn van staafsegmenten en staafbreedte aanpassen

Als uw combinatiediagrammeetgegevens bevat die als staven worden weergegeven, kunt u de omtreklijn van elk staafsegment in het diagram evenals de breedte van de staven aanpassen.

  1. Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.

  2. Onder UiterlijkPresentatie klikt u op PaletStijlen.

  3. Op het tabblad Diagram vouwt u de sectie Staven uit.

  4. Onder Omtreklijn stelt u de dikte en kleur van de omtreklijnen in.

  5. Gebruik de schuifregelaar voor Staafbreefte om de breedte van de staven in te stellen.

De lijnen en gegevenspunten aanpassen

Als uw combinatiediagram meetgegevens bevat die als lijnen worden weergegeven, kunt u de uitstraling van de lijnen en gegevenspunten in het diagram aanpassen.

  1. Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.

  2. Onder UiterlijkPresentatie klikt u op PaletStijlen.

  3. Op het tabblad Diagram vouwt u de sectie Lijnen uit.
  4. Onder Grootte gegevenspunt gebruikt u de schuifregelaar om de grootte van de gegevenspunten in het diagram te wijzigen.

  5. Onder Lijnopties wijzigt u de lijndikte, het lijntype (ononderbroken lijn of stippellijn) en lijnkromming (lineair of monotoon).

De rand en schaduw aanpassen

U kunt de rand en schaduw van het diagram aanpassen.

  1. Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.

  2. Onder UiterlijkPresentatie klikt u op PaletStijlen.

  3. Op het tabblad Algemeen van het stijlvenster, onder Rand, wijzigt u de omvang van de Omtrek om de randlijnen rondom het diagram te vergroten of te verkleinen.

  4. Selecteer een kleur voor de rand.

  5. Wijzig de Hoekstraal om de ronding van de rand in te stellen.

  6. Onder Schaduw op het tabblad Algemeen selecteert u de omvang en de kleur van de schaduw. Selecteer Geen om de schaduw te verwijderen.

Tussenruimte rasterlijnen configureren

U kunt de plaatsing van rasterlijnen in het diagram wijzigen. Selecteer of u rasterlijnen wilt weergeven op basis van de primaire of secundaire as en pas de tussenruimte aan. U kunt desgewenst ook rasterlijnen uitschakelen.

  1. Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.

  2. Vouw UiterlijkPresentatie uit.

  3. Schakel Tussenruimte rasterlijnen van Automatisch om naar Aangepast.

  4. Gebruik het vervolgkeuzemenu om te selecteren of de rasterlijnen langs de Primaire as of Secundaire as worden geplaatst.

    Afhankelijk van de schaal die door elke as wordt gebruikt, merkt u misschien geen verschil tussen deze instellingen.

  5. Gebruik het tweede vervolgkeuzemenu om de tussenruimte te selecteren of kies Geen lijnen om rasterlijnen te verwijderen.

De presentatie van metingen configureren

U kunt desgewenst de presentatie van metingen tussen staven, lijnen of markeringen wijzigen. Er zijn ook extra opties beschikbaar.

  1. Selecteer in het eigenschappenvenster onder Metingen Meer eigenschappen van een meting.

  2. Kies de Presentatie van de meting. U kunt het volgende doen:

    • Wijzig de presentatie van metingen tussen staven, lijnen of markeringen. Bij markeringen kunt u kiezen tussen een aantal verschillende vormen.
    • Selecteer opties in de vervolgkeuzelijst om te schakelen tussen de Primaire as of de Secundaire as.

      TipDe primaire as bevindt zich aan de linkerkant van het diagram en de secundaire as aan de rechterkant. De assen rechts en links worden omgekeerd als Van rechts naar links is ingeschakeld in de app-instellingen (zie Een app vormgeven).

Staaf- en markeringslabels toevoegen

Als metingen in het diagram zijn geconfigureerd als staven of markeringen, dan kunt u hun waardelabels tonen of verbergen. Staaf- en markeringslabels kunnen afzonderlijk van elkaar worden geconfigureerd.

  1. Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.

  2. Onder Presentatie voert u het volgende of beide uit:

    • Stel Staaflabels in op Automatisch.

    • Stel Markeringslabels in op Automatisch.

Segmentlabels en totaallabels toevoegen

Voor combinatiegrafieken met een specifieke configuratie kunt u segment- en totaallabels toevoegen. Segmentlabels tonen waarden voor elk segment van een meting in een diagram. Totaallabels tonen waarden voor een hele set metingen die zijn gerangschikt langs een enkele as.

U kunt segment- en totaallabels toevoegen als al het volgende van toepassing is:

  • Twee of meer metingen op dezelfde as worden geconfigureerd als staven.

  • De combinatiegrafiek gebruikt de optie Gestapelde presentatie. Deze instelling bevindt zich onder Uiterlijk > Presentatie.

    Tip

    De optie Gestapelde presentatie wordt beschikbaar wanneer twee of meer metingen de volgende instellingen hebben onder Gegevens > Meer eigenschappen:

    • De metingen zijn geconfigureerd als staven.

    • De metingen verschijnen op dezelfde as.

    Ga voor meer informatie naar De presentatie van metingen configureren.

  • Staaflabels is ingesteld op Automatisch.

  1. Vouw in het eigenschappenvenster de sectie Uiterlijk uit.

  2. Onder Presentatie is Staaflabels ingesteld op Automatisch.

  3. Doe het volgende of beide:

    • Stel Segmentlabels in op Automatisch.

    • Stel Totaallabels in op Automatisch.

Werken met vormen

Met vormen kunt u punten en lijnen als afzonderlijke items in het diagram toevoegen. Met vormen kunt u uw dimensie- en metinggegevens uitbreiden met speciale informatie die helpt bij de analyse. U kunt bijvoorbeeld een punt toevoegen om een specifieke waarde van een dimensie te markeren of een lijn trekken tussen de hoogste en laagste punten voor een belangrijke prestatie-indicator.

Een punt toevoegen

  1. Vouw in het eigenschappenvenster UitbreidingsmodulesVormen uit.

  2. Klik op Vorm toevoegen en selecteer Punt.

  3. Definieer optioneel een Label voor het punt met tekst of een uitdrukking.

  4. Typ onder Dimensiewaarde de waarde van de dimensie waarvoor u het punt wilt toevoegen. U kunt de waarde ook definiëren met een uitdrukking.

  5. Selecteer een van de volgende opties in het vervolgkeuzemenu Meetinvoer en definieer de waarde onder het menu:

    • Meetwaarde: definieer de meetwaarde waarvoor het punt moet worden toegevoegd, hetzij als een eenvoudige waarde of een uitdrukking. U kunt bijvoorbeeld een setanalyse-uitdrukking gebruiken.

    • Meetindex: definieer de meting waaruit de meetwaarde wordt geëxtraheerd. Dit kan een eenvoudige waarde of een uitdrukking zijn. Gebruik bijvoorbeeld 0 voor de eerste meting in het diagram, 1 voor de tweede meting in het diagram, enzovoort.

  6. Stel het Symbool in dat u voor het punt wilt gebruiken. De standaardinstelling is Cirkel.

  7. Pas indien nodig de Labelpositie aan. Het label kan boven of onder het punt worden weergegeven.

  8. Stel kleur en ondoorzichtigheid in met de volgende instellingen. U kunt deze elementen ook zo instellen dat ze geen kleur hebben.

    • Puntkleur

    • Omtrekkleur

    • Labelkleur

  9. Gebruik het selectievakje Gekleurde achtergrond om een achtergrond voor het label toe te voegen, indien gedefinieerd. Wanneer deze optie is ingeschakeld, wordt de gedefinieerde Labelkleur gebruikt voor de achtergrond en schakelt de labeltekst over naar een kleur die het beste contrasteert met de achtergrond.

  10. Gebruik de schuifregelaars om Omtrekbreedte en Grootte gegevenspunt aan te passen.

Een lijn toevoegen

U kunt een lijn toevoegen als een reeks punten. De lijn verbindt elk punt dat u ervoor definieert.

  1. Vouw in het eigenschappenvenster UitbreidingsmodulesVormen uit.

  2. Klik op Vorm toevoegen en selecteer Lijn.

  3. Definieer optioneel een Label voor de lijn met tekst of een uitdrukking. Dit verschijnt niet in het diagram, maar helpt bij de identificatie wanneer u meerdere lijnen en punten hebt.

  4. De gegevenspunten worden standaard niet gemarkeerd op de lijn. Om ze te markeren schakelt u Gegevenspunten tonen in onderaan de instellingen voor de lijn. Als deze optie ingeschakeld is, worden er meer puntinstellingen getoond.

  5. Om een punt toe te voegen, klikt u op Punt toevoegen.

  6. Typ onder Dimensiewaarde de waarde van de dimensie waarvoor u het punt wilt toevoegen. U kunt de waarde ook definiëren met een uitdrukking.

  7. Selecteer een van de volgende opties in het vervolgkeuzemenu Meetinvoer en definieer de waarde onder het menu:

    • Meetwaarde: definieer de meetwaarde waarvoor het punt moet worden toegevoegd, hetzij als een eenvoudige waarde of een uitdrukking. U kunt bijvoorbeeld een setanalyse-uitdrukking gebruiken.

    • Meetindex: definieer de meting waaruit de meetwaarde wordt geëxtraheerd. Dit kan een eenvoudige waarde of een uitdrukking zijn. Gebruik bijvoorbeeld 0 voor de eerste meting in het diagram, 1 voor de tweede meting in het diagram, enzovoort.

  8. Pas het uiterlijk van het punt aan met de volgende instellingen. Deze instellingen worden zichtbaar wanneer Gegevenspunten tonen is ingeschakeld.

    • Label: stel een tekstlabel in voor het punt.

    • Symbool: stel de vorm van het punt in. De standaardinstelling is Cirkel.

    • Labelpositie: kies of u het label boven of onder het punt wilt weergeven.

    • Puntkleur: stel de kleur van het punt in.

    • Omtrekkleur: stel de kleur van de puntomtrek in.

    • Labelkleur: stel de kleur van de labeltekst in. Als Gekleurde achtergrond is ingeschakeld, regelt deze instelling de achtergrond achter het label.

    • Omtrekbreedte: stel de kleur van de puntomtrek in.

    • Grootte gegevenspunt: stel de totale grootte van het punt in.

    • Gekleurde achtergrond: voeg een achtergrond toe voor het label, als labeltekst gedefinieerd is. Wanneer deze optie is ingeschakeld, wordt de gedefinieerde Labelkleur gebruikt voor de achtergrond en schakelt de labeltekst over naar een kleur die het beste contrasteert met de achtergrond.

  9. Voeg indien nodig één of meer punten toe met behulp van de bovenstaande stappen.

  10. Stel de Lijnkleur in, inclusief dekking.

  11. Gebruik de schuifregelaar om de Lijndikte aan te passen.

  12. Selecteer het Lijntype, waarbij u kiest tussen Ononderbroken of Gestreept.

  13. Gebruik het vervolgkeuzemenu Lijncurve om een van de volgende te selecteren:

    • Lineair: elk punt is verbonden met rechte lijnen.

    • Monotoon: elk punt is verbonden met gebogen lijnen.

Weergavebeperkingen

Weergeven buiten bereikwaarden

In het eigenschappenvenster kunt u onder Uiterlijk een limiet instellen voor het bereik van de meting-as. Zonder een limiet wordt het bereik automatisch ingesteld op de hoogste positieve en de laagste negatieve waarde, maar als u een limiet instelt kunt u ook waarden buiten dat bereik hebben. Een staaf die buiten de limiet valt wordt diagonaal doorgesneden om te laten zien dat het buiten bereik valt. Bij een gegevenspuntwaarde voor een lijn die buiten het bereik valt, geeft een pijl de richting van de waarde aan.

Weergeven van grote hoeveelheden gegevens in een combinatiegrafiek.

Als het diagram een continue schaal gebruikt, kunnen er maximaal 2000 gegevenspunten worden weergegeven. Het werkelijke maximumaantal gegevenspunten in het diagram wordt beïnvloed door de verdeling van de gegevens. Boven dit maximumaantal gegevenspunten, worden gegevenspunten noch weergegeven, noch opgenomen in selecties die zijn gemaakt in het diagram.

Om te voorkomen dat beperkte gegevensverzamelingen worden weergegeven, kunt u een selectie maken of dimensiegrenzen in het eigenschappenvenster gebruiken.

Kleuren en legenda

Als kleuren op dimensie wordt gebruikt in dit diagram, kunnen maximaal 100 unieke dimensiewaarden en 100 unieke kleuren in de legenda worden geplot.

GERELATEERD LESMATERIAAL:

Meer informatie

Was deze pagina nuttig?

Als u problemen ervaart op deze pagina of de inhoud onjuist is – een tikfout, een ontbrekende stap of een technische fout – laat het ons weten!