KPI-eigenschappen
U opent het eigenschappenvenster voor een visualisatie door op Werkblad bewerken op de werkbalk te klikken en vervolgens te klikken op de visualisatie die u wilt bewerken.
Als het eigenschappenvenster verborgen is, klikt u rechtsonder op Eigenschappen tonen.
Gegevens
Klik op Toevoegen om een meting toe te voegen.
Metingen
Klik op het tabblad Gegevens onder Metingen op Toevoegen om een lijst met beschikbare metingen te openen. Selecteer de meting die u wilt toevoegen aan de visualisatie. Als u een veld selecteert, wordt automatisch een aantal algemene aggregatiefuncties aangeboden waaruit u kunt kiezen voor de meting. In cirkeldiagrammen is een meting voor Hoek vereist. Desgewenst kunt u ook een meting voor Straal toevoegen, waarmee de straal van elk segment in het cirkeldiagram wordt bepaald.
Als er geen meting beschikbaar is, maakt u er een. U kunt de uitdrukking rechtstreeks in het tekstvak invoeren of op klikken om een meting in de uitdrukkingseditor te maken.
U kunt een meting die is gekoppeld aan een masteritem bewerken door het masteritem bij te werken of door de koppeling tussen de meting en het masteritem op te heffen en alleen deze specifieke meting te bewerken.
Als Meting toevoegen grijs gemaakt is, kunt u geen metingen meer toevoegen.
Voor metingen zijn de volgende eigenschappen beschikbaar:
- <Naam meting>:
- Uitdrukking: Klik op om de uitdrukkingseditor te openen. De bestaande uitdrukking wordt standaard weergegeven.
- Label: Voer een label voor de meting in. Metingen die niet zijn opgeslagen in Masteritems, worden standaard als label bij de uitdrukking weergegeven.
- Meting: Wordt alleen weergegeven voor masteritems. Als u alleen deze specifieke meting wilt bewerken, klikt u op om de koppeling tussen de meting en het masteritem op te heffen.
Getalnotatie: Er zijn verschillende opties voor de opmaak van metingswaarden. Als u de getalnotatie op appniveau wilt wijzigen en niet alleen voor een enkele meting, is het beter om dit in de landinstellingen te doen, oftewel in de SET-opdrachten aan het begin van het script in de editor voor laden van gegevens.
De volgende getalnotaties zijn beschikbaar:
Automatisch: Qlik Sense hiermee stelt u automatisch een getalnotatie in op basis van de brongegevens.
Voor weergave van numerieke afkortingen worden de internationale SI-eenheden gebruikt, zoals k (duizend), M (miljoen) en G (miljard).
Getal: Standaard is de opmaak ingesteld op Eenvoudig en u kunt de opmaak selecteren uit de opties in de vervolgkeuzelijst. Klik op de knop om over te schakelen naar de opmaak Aangepast en gebruik het vak Opmaakpatroon om het opmaakpatroon te wijzigen.
Voorbeelden:
- # ##0 beschrijft het getal als een geheel getal met een scheidingsteken voor duizendtallen. In dit voorbeeld wordt '.' gebruikt als scheidingsteken voor duizendtallen.
- ###0 beschrijft het getal als een geheel getal zonder een scheidingsteken voor duizendtallen.
- 0000 beschrijft het getal als een geheel getal met ten minste vier cijfers. Het getal 123 wordt bijvoorbeeld weergegeven als 0123.
- 0.000 beschrijft het getal met drie decimalen. In dit voorbeeld wordt '.' gebruikt als scheidingsteken voor decimalen.
Als u het procentteken (%) toevoegt aan het opmaakpatroon, worden de metingswaarden automatisch vermenigvuldigd met 100.
- Geld: Standaard is het opmaakpatroon dat wordt gebruikt voor geld hetzelfde als het opmaakpatroon dat is ingesteld in het besturingssysteem. Gebruik het vak Opmaakpatroon om het opmaakpatroon te wijzigen.
- Datum: Standaard is de opmaak ingesteld op Eenvoudig en u kunt de opmaak selecteren uit de opties in de vervolgkeuzelijst. Klik op de knop om over te schakelen naar de opmaak Aangepast en gebruik het vak Opmaakpatroon om het opmaakpatroon te wijzigen.
- Duur: Standaard is het opmaakpatroon dat wordt gebruikt voor de duur hetzelfde als het opmaakpatroon dat is ingesteld in het besturingssysteem. Duur kan worden opgemaakt als dagen of als een combinatie van dagen, uren, minuten, seconden en fracties van seconden. Gebruik het vak Opmaakpatroon om het opmaakpatroon te wijzigen.
- Aangepast: Standaard is het opmaakpatroon dat wordt gebruikt voor aangepast hetzelfde als het opmaakpatroon dat is ingesteld in het besturingssysteem. Gebruik de vakken Opmaakpatroon om het opmaakpatroon te wijzigen.
- Scheidingsteken voor decimalen: Hiermee stelt u het scheidingsteken voor decimalen in.
- Scheidingsteken voor duizendtallen: Hiermee stelt u het scheidingsteken voor duizendtallen in.
- Opmaakpatroon: Hiermee stelt u het opmaakpatroon voor getallen in.
- Patroon opnieuw instellen: Klik op het standaardpatroon opnieuw in te stellen.
- Metinguitdrukking: Het opmaakpatroon wordt bepaald door de metinguitdrukking. Gebruik deze optie om aangepaste getalnotatie voor een meting weer te geven in een visualisatie.
Masteritem: Maak een mastermeting op basis van de metinguitdrukking door op Nieuwe maken te klikken. Als de meting al is gekoppeld aan een masteritem, klikt u op Bewerken om het masteritem bij te werken. Alle exemplaren van de gekoppelde dimensie worden bijgewerkt.
Scripts
Op het tabblad Gegevens onder Script klikt u op Toevoegen om een diagramscript te maken. U kunt meer dan één diagramscript toevoegen.
U kunt het diagramscript rechtstreeks in het tekstvak invoeren of op klikken om een meting in de uitdrukkingseditor te maken.
Scripts op diagramniveau gebruiken in visualisaties
Uitbreidingsmodules
-
Gegevensverwerking: Berekeningsvoorwaarde: Geef in dit tekstveld een uitdrukking op als u een voorwaarde wilt instellen. Het object wordt dan alleen weergegeven als aan de voorwaarde wordt voldaan (true). De waarde kan worden ingevoerd als berekende formule. Bijvoorbeeld: count(distinct Team)<3. Als niet aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt het bericht of de uitdrukking weergegeven die in Weergegeven bericht is ingevoerd.
Een berekeningsvoorwaarde komt van pas als een diagram of tabel traag reageert vanwege een grote hoeveelheid gegevens. U kunt een berekeningsvoorwaarde gebruiken om een object te verbergen totdat de gebruiker de gegevens met behulp van filters naar een beheersbaarder niveau heeft teruggebracht door selecties toe te passen. Gebruik de eigenschap Weergegeven bericht om de gebruiker te helpen bij het filteren van gegevens.
Uiterlijk
Algemeen
-
Titels tonen: hiermee schakelt u titels, ondertitels en voetnoten in het diagram in of uit.
Voer een Titel, Ondertitel en Voetnoot in. De tekenreeks wordt standaard geïnterpreteerd als een teksttekenreeks. U kunt het tekstveld echter ook gebruiken voor een uitdrukking of een combinatie van tekst en uitdrukking. Een isgelijkteken (=) aan het begin van een tekenreeks geeft aan dat deze een uitdrukking bevat.
Klik op als u een uitdrukking wilt maken met de uitdrukkingseditor.
InformatieTitels worden op één regel weergegeven. Als u regeleinden invoegt, worden deze genegeerd.Voorbeeld:
Stel dat de volgende tekenreeks wordt gebruikt, inclusief aanhalingstekens: 'Sales: ' & Sum(Sales).
De tekenreeks wordt standaard geïnterpreteerd als teksttekenreeks en wordt weergegeven zoals in het voorbeeld. Maar als u de tekenreeks begint met een isgelijkteken: (='Sales: ' & Sum(Sales)), wordt de tekenreeks als een uitdrukking geïnterpreteerd. De uitvoer is vervolgens Sales: <value of expression>, waarbij <value of expression> de berekende waarde is.
-
Aanwijsmenu uitschakelen: Selecteer om het aanwijsmenu in de visualisatie uit te schakelen.
- Details tonen: stel deze optie in op Tonen als u wilt dat gebruikers kunnen kiezen of ze details willen bekijken, zoals beschrijvingen, metingen en dimensies.
Alternatieve states
State: Stel de state in die u op de visualisatie wilt toepassen. U kunt het volgende selecteren:
- Elke alternatieve state die in Masteritems is gedefinieerd.
- <overgenomen>, in welk geval de voor het werkblad gedefinieerde state wordt gebruikt.
- <standaard-state>, wat staat voor de state wanneer er geen alternatieve state wordt toegepast.
Zie Alternatieve states gebruiken voor vergelijkende analyse voor meer informatie over alternatieve states.
Presentatie
- Titel tonen: Standaard Aan. Als deze optie wordt geselecteerd, wordt de titel van de meting weergegeven boven de KPI-waarde.
- Uitlijning: hiermee stelt u de uitlijning van de KPI-waarde en de titel in.
- Gedrag van lay-out Stelt de lay-outmodus in voor het lettertype. De opties zijn: Vast waarbij de tekengrootte onafhankelijk is van de grootte van het vak en de lengte van de tekst, Vloeiend waarbij de tekengrootte zich aanpast aan de grootte van het vak, en Responsief waarbij de tekengrootte zich aanpast aan de grootte van het vak en de lengte van de tekst.
- Tekengrootte: hiermee stelt u de relatieve tekengrootte van de waarde van de meting in. Als het formaat van het diagram wordt gewijzigd, past de tekengrootte zich eventueel zo aan dat de tekst in het diagram past, al naar gelang de instelling van het Gedrag van de lay-out.
- Koppelen aan werkblad: Standaard Uit. Als deze optie Aan is, kunt u vanuit de KPI koppelen naar elk willekeurig werkblad in de app. Selecteer het werkblad in de lijst. U kunt ook selecteren of het gekoppelde werkblad in een nieuw tabblad wordt geopend.
U kunt de achtergrondkleur wijzigen door op Stijl te klikken.
- Achtergrondkleur: Stel de achtergrondkleur in op enkele kleur of kleur toekennen op uitdrukking.
- Enkele kleur: Voor de achtergrond kan ook een enkele kleur worden toegepast. U kunt een kleur in het standaardpalet kiezen, een hexadecimale waarde voor een kleur invoeren of een kleur in het kleurenwiel selecteren. Standaard wordt er geen kleurenwiel toegepast. Ga voor meer informatie naar Kleur toekennen aan een visualisatie.
- Op uitdrukking: Gebruik een uitdrukking om de achtergrondkleur te definiëren. U kunt de uitdrukking rechtstreeks in het tekstvak Uitdrukking invoeren of op klikken om een meting in de uitdrukkingseditor te maken. De ondersteunde kleurindelingen zijn: RGB, ARGB en HSL. Ga voor meer informatie naar Kleur toekennen op uitdrukking.
- Alles opnieuw instellen: Hiermee worden de standaardwaarden teruggezet voor alle eigenschappen van de opmaakeditor.
Kleuren
- Voorwaardelijke kleuren: Als deze optie wordt gebruikt, kunt u bereikgrenzen toevoegen en verschillende kleuren en symbolen gebruiken voor de verschillende secties.
-
Grens toevoegen: gebruik de schuifbalk om de grens in te stellen. U kunt meerdere secties toevoegen. Klik op de sectie om de kleur te wijzigen.
U kunt een uitdrukking gebruiken als grens. Klik op als u een uitdrukking wilt maken.
- Kleurovergang: selecteer deze optie om verschillende kleurgradaties te gebruiken in de overgang tussen de secties.
- Grens verwijderen : klik hier om de geselecteerde grens te verwijderen. Als geen grens wordt geselecteerd, wordt de als laatste toegevoegde grens verwijderd.
Knopinfo
- Knopinfo: Stel in op Aangepast als u een combinatie van metingen, een diagram of een afbeelding aan knopinfo wilt toevoegen.
- Basisrijen verbergen: Verbergt de rijen van de knopinfo die basisinformatie tonen. Als een aangepaste knopinfo geen metingen en een titel en beschrijving heeft, worden met de optie Basisrijen verbergen ook de dimensiewaarden verborgen.
- Titel:Voer een titel voor de knopinfo in.
- Beschrijving: Voer een beschrijving voor de knopinfo in.
- Metingen: Klik op Meting toevoegen om de meting als knopinfo weer te geven.
- Selecteer een meting vanaf een veld met Van een veld. U kunt ook een uitdrukking gebruiken om een meting toe te voegen. Klik op om de uitdrukkingseditor te openen. De bestaande uitdrukking wordt standaard weergegeven.
- U kunt het label van de meting wijzigen via Label en de opmaak via Getalnotatie. Als de meting een masteritem is, kunt u de opmaak van de mastermeting gebruiken of opmaak uitschakelen en een andere opmaak selecteren met behulp van Getalnotatie.
- Diagram: Klik op Diagram toevoegen om een diagram aan de knopinfo toe te voegen.
- Masteritems: Selecteer een mastervisualisatie in de lijst om als knopinfo weer te geven.
- Diagramgrootte: Selecteer de grootte van de diagramcontainer.
- Klein. Stelt de breedte en hoogte van de container in op 140 pixels.
- Gemiddeld. Stelt de breedte en hoogte van de container in op 200 pixels.
- Groot. Stelt de breedte en hoogte van de container in op 340 pixels.
- Masteritem bewerken: Wordt weergegeven nadat u een mastervisualisatie hebt geselecteerd. Klik om het masteritem te bewerken.
- Afbeeldingen: Klik op Een afbeelding toevoegen om een afbeelding aan de knopinfo toe te voegen.
- Type: Kies de locatie van de afbeelding in uw Mediabibliotheek of vanaf een URL.
- Grootte: Stel de grootte van de knopinfo voor containers in. Qlik Sense past de afbeelding aan de container aan.
- Klein. Stelt de breedte en hoogte van de container in op 50 pixels.
- Gemiddeld. Stelt de breedte en hoogte van de container in op 200 pixels.
- Groot. Stelt de breedte en hoogte van de container in op 340 pixels.
- Oorspronkelijk. Qlik Sense past de afbeelding aan de container aan. Als de afbeelding groter is dan 340 pixels, wordt de afbeelding verkleind.
- Mediabibliotheek: Verschijnt wanneer u bij Type kiest voor Mediabibliotheek. Klik om een afbeelding uit uw mediabibliotheek te selecteren.
- URL: Verschijnt wanneer u bij Type kiest voor URL. Voer een URL in.