Ga naar hoofdinhoud Ga naar aanvullende inhoud

Eigenschappen boxplot

U opent het eigenschappenvenster voor een visualisatie door op BewerkenWerkblad bewerken op de werkbalk te klikken en vervolgens te klikken op de visualisatie die u wilt bewerken.

Als het eigenschappenvenster verborgen is, klikt u rechtsonder op rechterdeelvenster openen Eigenschappen tonen.

InformatieAls de visualisatie in het eigenschappenvenster is ingesteld op Gekoppeld object Gekoppelde visualisatie, is de visualisatie gekoppeld aan een masteritem. U kunt het masteritem bewerken of de koppeling tussen de visualisatie en het masteritem opheffen, zodat alleen de huidige visualisatie wordt bewerkt.
InformatieSommige instellingen in het eigenschappenvenster zijn alleen beschikbaar onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld als u meer dat één dimensie of meting gebruikt of als u een optie selecteert waardoor andere opties beschikbaar komen.

Gegevens

Klik op Toevoegen om een dimensie of een meting toe te voegen.

Dimensies

Klik op het tabblad Gegevens onder Dimensies op Toevoegen om een lijst met beschikbare dimensies en velden te openen. Selecteer de dimensie die of het veld dat u wilt gebruiken.

U kunt ook op Uitdrukking klikken om een dimensie te maken in de uitdrukkingseditor. Een andere manier om een dimensie te maken is door de uitdrukking rechtstreeks in het tekstvak te typen. Uitdrukkingen die op deze manier worden toegevoegd, moeten beginnen met een isgelijkteken (=). Hier volgt een voorbeeld met een berekende dimensie:

=If (Week < 14, Week, 'Sales')

Als Toevoegen grijs gemaakt is, kunt u geen dimensies meer toevoegen.

U kunt een dimensie die is gekoppeld aan een masteritem bewerken door het masteritem bij te werken of door de koppeling tussen de dimensie en het masteritem op te heffen en alleen deze specifieke dimensie te bewerken.

Het is niet mogelijk om beperkingen op te leggen aan de interne dimensie van een boxplot.

  • <Dimensienaam>: Klik op de dimensienaam om de dimensie-instellingen te openen.

    Als u de dimensie wilt verwijderen, klikt u met de rechtermuisknop op de dimensie en selecteert u Delete in het dialoogvenster. U kunt ook op de dimensie klikken en vervolgens op Delete.

    • Dimensie: Wordt alleen weergegeven voor masteritems. Als u alleen deze specifieke dimensie wilt bewerken, klikt u op Gekoppeld object om de koppeling tussen de dimensie en het masteritem op te heffen.
    • Veld: Als u een veld hebt toegevoegd vanuit Velden in het bedrijfsmiddelenvenster, wordt de veldnaam automatisch weergegeven. Klik op Expression om de uitdrukkingseditor te openen.
    • Label: Geef een label op voor de dimensie. Als u een veld hebt toegevoegd vanuit Velden in het bedrijfsmiddelenvenster, wordt de veldnaam automatisch weergegeven.
    • null-waarden opnemen Als de metingswaarden van alle null-dimensies zijn geselecteerd, worden ze in een overzicht weergegeven en gepresenteerd als één dimensie-item in een visualisatie. Alle null-waarden worden weergegeven als tussenruimten of streepjes (-).
    • Masteritem: U kunt een masterdimensie maken op basis van de dimensie-uitdrukking door op Nieuwe maken te klikken. Als de dimensie al is gekoppeld aan een masteritem, klikt u op Bewerken om het masteritem bij te werken. Alle exemplaren van de gekoppelde dimensie worden bijgewerkt.

  • Alternatief toevoegen: Alternatieve dimensies en metingen zijn dimensies en metingen die aan een visualisatie zijn toegevoegd, maar pas worden weergegeven wanneer een gebruiker er tijdens een visuele verkenning voor kiest andere dimensies en metingen weer te geven.

U kunt de dimensies in de volgorde slepen waarin ze in de visualisatie moeten worden weergegeven. Gebruik de sleepbalken (drag bars) om de volgorde aan te passen.

U kunt een veld van Metingen naar Dimensies slepen om de gebruikswijze te wijzigen. Wanneer u een meting naar Dimensies verplaatst, wordt de aggregatie verwijderd. Het is niet mogelijk om een mastermeting naar Dimensies te slepen. Alleen metingen met een eenvoudige uitdrukking kunnen naar Dimensies worden gesleept. Voor meer informatie over uitdrukkingen, zie:Uitdrukkingen gebruiken in visualisatiesUsing expressions in visualizations

Metingen

Klik op het tabblad Gegevens onder Metingen op Toevoegen om een lijst met beschikbare metingen te openen. Selecteer de meting die u wilt toevoegen aan de visualisatie. Als u een veld selecteert, wordt automatisch een aantal algemene aggregatiefuncties aangeboden waaruit u kunt kiezen voor de meting.

Als er geen meting beschikbaar is, maakt u er een. U kunt de uitdrukking rechtstreeks in het tekstvak invoeren of op Uitdrukking klikken om een meting in de uitdrukkingseditor te maken.

U kunt een meting die is gekoppeld aan een masteritem bewerken door het masteritem bij te werken of door de koppeling tussen de meting en het masteritem op te heffen en alleen deze specifieke meting te bewerken.

Als Toevoegen grijs gemaakt is, kunt u geen metingen meer toevoegen.

  • <Naam meting>: Klik op de meting om de instellingen van de meting te openen.

    Als u de meting wilt verwijderen, klikt u met de rechtermuisknop op de meting en selecteert u Verwijderen in het dialoogvenster. U kunt ook op de meting klikken en vervolgens op Verwijderen klikken.

    • Uitdrukking: Klik op Expression om de uitdrukkingseditor te openen. De bestaande uitdrukking wordt standaard weergegeven.

    • Label: Voer een label voor de meting in. Metingen die niet zijn opgeslagen in Masteritems, worden standaard als label bij de uitdrukking weergegeven.
    • Meting: Wordt alleen weergegeven voor masteritems. Als u alleen deze specifieke meting wilt bewerken, klikt u op Gekoppeld object om de koppeling tussen de meting en het masteritem op te heffen.
    • Getalnotatie: Verschillende opties voor de opmaak van metingswaarden. Als u de getalnotatie op appniveau wilt wijzigen en niet alleen voor een enkele meting, is het beter om dit in de landinstellingen te doen, oftewel in de SET-opdrachten aan het begin van het script in de editor voor laden van gegevens.
    • De volgende getalnotaties zijn beschikbaar:

      • Automatisch: Qlik Sense hiermee stelt u automatisch een getalnotatie in op basis van de brongegevens.

        Voor weergave van numerieke afkortingen worden de internationale SI-eenheden gebruikt, zoals k (duizend), M (miljoen) en G (miljard).

      • Getal: Standaard is de opmaak ingesteld op Eenvoudig en u kunt de opmaak selecteren uit de opties in de vervolgkeuzelijst. Klik op de knop om over te schakelen naar de opmaak Aangepast en gebruik het vak Opmaakpatroon om het opmaakpatroon te wijzigen.

        Voorbeelden:  

        • # ##0 beschrijft het getal als een geheel getal met een scheidingsteken voor duizendtallen. In dit voorbeeld wordt '.' gebruikt als scheidingsteken voor duizendtallen.
        • ###0 beschrijft het getal als een geheel getal zonder een scheidingsteken voor duizendtallen.
        • 0000 beschrijft het getal als een geheel getal met ten minste vier cijfers. Het getal 123 wordt bijvoorbeeld weergegeven als 0123.
        • 0.000 beschrijft het getal met drie decimalen. In dit voorbeeld wordt '.' gebruikt als scheidingsteken voor decimalen.

        Als u het procentteken (%) toevoegt aan het opmaakpatroon, worden de metingswaarden automatisch vermenigvuldigd met 100.

      • Geld: Standaard is het opmaakpatroon dat wordt gebruikt voor geld hetzelfde als het opmaakpatroon dat is ingesteld in het besturingssysteem. Gebruik het vak Opmaakpatroon om het opmaakpatroon te wijzigen.
      • Datum: Standaard is de opmaak ingesteld op Eenvoudig en u kunt de opmaak selecteren uit de opties in de vervolgkeuzelijst. Klik op de knop om over te schakelen naar de opmaak Aangepast en gebruik het vak Opmaakpatroon om het opmaakpatroon te wijzigen.
      • Duur: Standaard is het opmaakpatroon dat wordt gebruikt voor de duur hetzelfde als het opmaakpatroon dat is ingesteld in het besturingssysteem. Duur kan worden opgemaakt als dagen of als een combinatie van dagen, uren, minuten, seconden en fracties van seconden. Gebruik het vak Opmaakpatroon om het opmaakpatroon te wijzigen.
      • Aangepast: Standaard is het opmaakpatroon dat wordt gebruikt voor aangepast hetzelfde als het opmaakpatroon dat is ingesteld in het besturingssysteem. Gebruik de vakken Opmaakpatroon om het opmaakpatroon te wijzigen.

        • Scheidingsteken voor decimalen: hiermee stelt u het scheidingsteken voor decimalen in.
        • Scheidingsteken voor duizendtallen: Hiermee stelt u het scheidingsteken voor duizendtallen in.
        • Opmaakpatroon: Hiermee stelt u het opmaakpatroon voor getallen in.
        • Patroon opnieuw instellen: Klik op het standaardpatroon opnieuw in te stellen.
      • Metinguitdrukking: Het opmaakpatroon wordt bepaald door de metinguitdrukking. Gebruik deze optie om aangepaste getalnotatie voor een meting weer te geven in een visualisatie.

        Beperkingen:

        Werkt alleen met visualisaties die metingen accepteren.

        Kan niet worden gebruikt met een boxplot.

        Heeft geen invloed op de getalnotatie van de as.

    • Masteritem: Maak een mastermeting op basis van de metinguitdrukking door op Nieuwe maken te klikken. Als de meting al is gekoppeld aan een masteritem, klikt u op Bewerken om het masteritem bij te werken. Alle exemplaren van de gekoppelde dimensie worden bijgewerkt. .

  • Alternatief toevoegen: Alternatieve dimensies en metingen zijn dimensies en metingen die aan een visualisatie zijn toegevoegd, maar pas worden weergegeven wanneer een gebruiker er tijdens een visuele verkenning voor kiest andere dimensies en metingen weer te geven.

U kunt de metingen in de volgorde slepen waarin ze in de visualisatie moeten worden weergegeven. Gebruik de sleepbalken (drag bars) om de volgorde aan te passen.

U kunt een veld van Dimensies naar Metingen slepen om de gebruikswijze te wijzigen. Wanneer u een dimensie naar Metingen verplaatst, krijgt deze een aggregatie toegewezen. Het is niet mogelijk om een masterdimensie naar Metingen te slepen.

Boxplotelementen

  • <Voorinstellingen gebruiken>: Als u dit instelt op Aan, kunt u een van de beschikbare voorinstellingen selecteren die de elementen van de boxplot definiëren: Standaard (Tukey), Gebaseerd op percentielen of Standaardafwijking.

    Als dit instelt op Uit, moet u alle elementen definiëren waarvoor aangepaste uitdrukkingen worden gebruikt.

  • Standaard (Tukey): Deze voorinstelling is gebaseerd op de oorspronkelijke definitie van een boxplot door J. Tukey. De middenlijn staat voor de mediaan (tweede kwartiel) en de begin- en eindpunten van de box staan voor het eerste en derde kwartiel.

    U kunt de lengte van de whiskers instellen met Whiskerlengte: 1 interkwartielbereik , 1,5 interkwartielbereik of 2 interkwartielbereiken.

    1 interkwartielbereik geeft de lengte van de box aan, d.w.z. het verschil tussen de eerste en het derde kwartiel.

  • Gebaseerd op percentielen: In de definitie van deze voorinstelling staan het begin- en eindpunt van de box ook voor het eerste en derde kwartiel en de middenlijn voor de mediaan, maar hier past u de whiskerlengte aan door de whiskerpositie op basis van percentielen in te stellen. Min./max..

    Met deze instelling stelt u het begin- en eindpunt van de whiskers in op de minimum- en maximumwaarde: 1e/99e percentiel, 5e/95e percentiel of 10e/90e percentiel.

  • Standaardafwijking: Deze voorinstelling is gebaseerd op standaardafwijkingen, waarbij de middenlijn voor de gemiddelde waarde staat en het begin- en eindpunt van de box voor één variantie van de standaardafwijking. U kunt de whiskerlengte instellen op een veelvoud van standaardafwijkingen: Eén standaardafwijking, Twee standaardafwijkingen of Drie standaardafwijkingen.

  • Inclusief uitschieters: U kunt selecteren of u uitschieterwaarden wilt weergeven, d.w.z. waarden aan beiden kanten van de whiskers.
  • Aangepaste instellingen voor boxplotelementen: Als u Voorinstellingen gebruiken instelt op Uit, kunt u alle elementen definiëren met een aangepaste uitdrukking en een aangepast label. Uitdrukkingen worden vooraf ingevuld met uitdrukkingen die worden gebruikt om de elementen te definiëren in de meest recent gebruikte voorinstelling.

    Middenlijn: Naam en Uitdrukking

    Randen van box: Naam begin box, Uitdrukking begin box, Naam einde box of Uitdrukking einde box

    WhiskersNaam eerste whisker, Uitdrukking eerste whisker , Naam laatste whisker of Uitdrukking laatste whisker

Sorteren

Als u Sorteren instelt op Aangepast, kunt u de boxplot sorteren op een aangepaste uitdrukking, of in numerieke of alfabetische volgorde op de tweede dimensie van het diagram. De sortering is oplopend of aflopend.

  • Sorteren op uitdrukking: Selecteer op welk element u wilt sorteren (Eerste whisker, Begin van box, Middenlijn, Einde van box of Laatste whisker).
  • Numeriek sorteren Schakel deze optie in als u numeriek wilt sorteren op de tweede dimensie van het diagram. Als u de tweede dimensie wijzigt, wordt het diagram op de nieuwe dimensie gesorteerd.
  • Alfabetisch sorteren: Schakel deze optie in als u alfabetisch wilt sorteren op de tweede dimensie van het diagram. Als u de tweede dimensie wijzigt, wordt het diagram op de nieuwe dimensie gesorteerd.

Ook kunt u de sorteeruitdrukking aanpassen. Doe het volgende:

  1. Klik op Gekoppeld object om de sorteeruitdrukking los te koppelen.
  2. Bewerk de sorteeruitdrukking.

U kunt sorteren op laadvolgorde door te wisselen naar Aangepast en alle sorteeropties niet-geselecteerd te laten.

Als u een aangepaste volgorde voor een veld instelt, zal die aangepaste volgorde elke in Sortering geselecteerde interne sorteervolgorde negeren. Zie De volgorde van dimensiewaarden aanpassen.

Uitbreidingsmodules

  • Gegevensverwerking:

    Berekeningsvoorwaarde: Geef in dit tekstveld een uitdrukking op als u een voorwaarde wilt instellen. Het object wordt dan alleen weergegeven als aan de voorwaarde wordt voldaan (true). De waarde kan worden ingevoerd als berekende formule. Bijvoorbeeld: count(distinct Team)<3. Als niet aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt het bericht of de uitdrukking weergegeven die in Weergegeven bericht is ingevoerd.

    Een berekeningsvoorwaarde komt van pas als een diagram of tabel traag reageert vanwege een grote hoeveelheid gegevens. U kunt een berekeningsvoorwaarde gebruiken om een object te verbergen totdat de gebruiker de gegevens met behulp van filters naar een beheersbaarder niveau heeft teruggebracht door selecties toe te passen. Gebruik de eigenschap Weergegeven bericht om de gebruiker te helpen bij het filteren van gegevens.

  • Referentielijnen:

    • Referentielijn toevoegen: klik om een nieuwe referentielijn toe te voegen.
    • Tonen: de referentielijn wordt getoond als deze is geselecteerd.
    • Label: voer een label in voor de referentielijn.
    • Kleur: selecteer in de kleurenkiezer de kleur van de referentielijn en het label.
    • Uitdrukking referentielijn: voer een waarde of een uitdrukking in voor de referentielijn. Klik op Expression om de uitdrukkingseditor te openen.
    • Verwijderen: klik om de referentielijn te verwijderen.

Uiterlijk

Algemeen

  • Titels tonen: hiermee schakelt u titels, ondertitels en voetnoten in het diagram in of uit.

    Voer een Titel, Ondertitel en Voetnoot in. De tekenreeks wordt standaard geïnterpreteerd als een teksttekenreeks. U kunt het tekstveld echter ook gebruiken voor een uitdrukking of een combinatie van tekst en uitdrukking. Een isgelijkteken (=) aan het begin van een tekenreeks geeft aan dat deze een uitdrukking bevat.

    Klik op Uitdrukking als u een uitdrukking wilt maken met de uitdrukkingseditor.

    InformatieTitels worden op één regel weergegeven. Als u regeleinden invoegt, worden deze genegeerd.

    Voorbeeld:  

    Stel dat de volgende tekenreeks wordt gebruikt, inclusief aanhalingstekens: 'Sales: ' & Sum(Sales).

    De tekenreeks wordt standaard geïnterpreteerd als teksttekenreeks en wordt weergegeven zoals in het voorbeeld. Maar als u de tekenreeks begint met een isgelijkteken: (='Sales: ' & Sum(Sales)), wordt de tekenreeks als een uitdrukking geïnterpreteerd. De uitvoer is vervolgens Sales: <value of expression>, waarbij <value of expression> de berekende waarde is.

  • Aanwijsmenu uitschakelen: Selecteer om het aanwijsmenu in de visualisatie uit te schakelen.

  • Details tonen: stel deze optie in op Tonen als u wilt dat gebruikers kunnen kiezen of ze details willen bekijken, zoals beschrijvingen, metingen en dimensies.
  • Disclaimer tonen: Stel dit in op Tonen als u disclaimers voor visualisaties wilt zien die onder aan het diagram verschijnen, bijvoorbeeld over beperkte gegevens of als het diagram negatieve waarden bevat.

Alternatieve states

State: Stel de state in die u op de visualisatie wilt toepassen. U kunt het volgende selecteren:

  • Elke alternatieve state die in Masteritems is gedefinieerd.
  • <overgenomen>, in welk geval de voor het werkblad gedefinieerde state wordt gebruikt.
  • <standaard-state>, wat staat voor de state wanneer er geen alternatieve state wordt toegepast.

Zie Alternatieve states gebruiken voor vergelijkende analyse voor meer informatie over alternatieve states.

Presentatie

Klik op Stijl om de stijl van de titel, ondertitels en voetnoten van de boxplot te wijzigen, evenals de achtergrondkleur en -afbeelding.

  • Algemeen: Pas een stijl toe op uw visualisatie met de volgende instellingen: 

    • Titel: Stel het lettertype, de nadruk, lettergrootte en kleur in voor de titel in deze visualisatie.

    • Ondertitel: Stel het lettertype, nadruk, lettergrootte en kleur in voor de ondertitel in deze visualisatie.

    • Voetnoot: Stel het lettertype, nadruk, lettergrootte en kleur in voor de voetnoot in deze visualisatie.

    • Achtergrondkleur: Stel de achtergrondkleur in op enkele kleur of kleur toekennen op uitdrukking.

      • Enkele kleur: Voor de achtergrond kan ook een enkele kleur worden toegepast. U kunt een kleur in het standaardpalet kiezen, een hexadecimale waarde voor een kleur invoeren of een kleur in het kleurenwiel selecteren. Standaard wordt er geen kleurenwiel toegepast. Ga voor meer informatie naar Kleur toekennen aan een visualisatie.

      • Op uitdrukking: Gebruik een uitdrukking om de achtergrondkleur te definiëren. U kunt de uitdrukking rechtstreeks in het tekstvak Uitdrukking invoeren of op Uitdrukking klikken om een meting in de uitdrukkingseditor te maken. De ondersteunde kleurindelingen zijn: RGB, ARGB en HSL. Ga voor meer informatie naar Kleur toekennen op uitdrukking.

    • Achtergrondafbeelding Stel een achtergrondafbeelding in voor het diagram. Selecteer een afbeelding uit uw mediabibliotheek.

U kunt de richting instellen op Verticaal of Horizontaal.

U kunt de volgende presentatie-opties aanpassen:

  • Whiskerlijntjes weergeven: schakel dit in om aan het einde van elke whisker een verticale lijn weer te geven.
  • Tussenruimte rasterlijnen: Stel deze in op Aangepast als u de horizontale rasterlijnen wilt aanpassen. U kunt kiezen tussen: Geen lijnen, Gemiddeld en Smal.

Kleuren

  • Kleuren: Als u de instellingen wilt wijzigen, hoeft u alleen Aangepast te selecteren. De instellingen voor Automatisch zijn gebaseerd op de gebruikte visualisatie en het aantal dimensies en metingen. Dat wil zeggen dat de instellingen niet vast zijn. Ze hangen af van de gegevensinvoer.

    • Enkele kleur: Er wordt één enkele kleur gebruikt voor alle items in het diagram (standaard blauw). In visualisaties waar het gebruik van meerdere kleuren niet gewenst is (staafdiagrammen met één dimensie en spreidingsplots), is Enkele kleur de standaardinstelling. Gebruik de kleurenkiezer om de dimensiekleur te wijzigen.
    • Op uitdrukking: U kunt kleurcode in uitdrukkingen gebruiken om bepaalde waarden te benadrukken. Ondersteunde indelingen: RGB, ARGB en HSL.
    • Uitdrukking: Voer de uitdrukking in die u wilt gebruiken. Klik op Expression om de uitdrukkingseditor te openen.

X-as

  • <Meting>
    • Labels en titel: selecteer wat u wilt weergeven van de labels en titels.
    • Labelrichting: hiermee selecteert u hoe de labels moeten worden weergegeven. Deze optie is alleen toegankelijk als het diagram twee dimensies heeft. De volgende opties zijn beschikbaar:
      • Automatisch: Selecteert automatisch een van de andere opties, afhankelijk van de beschikbare ruimte in het diagram.

      • Horizontaal: Labels worden in een enkele horizontale lijn geplaatst.

      • Schuin: Labels worden horizontaal gestapeld in een hoek.

      • Gelaagd: Labels verspringen langs twee horizontale lijnen.

      Zie X-as en Y-as voor voorbeelden van labelrichting.

    • Positie: selecteer waar u de meetwaarde-as wilt weergeven.

Y-as

  • <Dimensie>

    • Labels en titel: selecteer wat u wilt weergeven van de labels en titels.
    • Positie: Selecteer waar de dimensie-as moet worden weergegeven.
    • Schaal: hiermee stelt u de tussenruimte voor de schaal van de dimensie-as in.
    • Bereik: selecteer deze optie als u de minimumwaarde, de maximumwaarde of beide wilt instellen. De minimumwaarde kan niet groter zijn dan de maximumwaarde. U kunt uitdrukkingen voor de waarden gebruiken.

Meer informatie

 

Was deze pagina nuttig?

Als u problemen ervaart op deze pagina of de inhoud onjuist is – een typfout, een ontbrekende stap of een technische fout – laat het ons weten zodat we dit kunnen verbeteren!