De tabelfuncties retourneren informatie over de gegevenstabel die op dat moment wordt gelezen. Als er geen tabelnaam is opgegeven en de functie wordt gebruikt in een LOAD-opdracht, wordt de huidige tabelnaam verondersteld.
Alle functies kunnen worden gebruikt in het script voor het laden van gegevens, terwijl alleen NoOfRows kan worden gebruikt in een diagramuitdrukking.
Gebruik de vervolgkeuzelijst bij elke functie om een korte beschrijving en de syntaxis van de functie te bekijken. Gebruik de vervolgkeuzelijst bij elke functie om een korte beschrijving en de syntaxis van de functie te bekijken. Bij sommige functies kunt u meer informatie over de desbetreffende functie opvragen door op de naam in de beschrijving van de syntaxis te klikken.
De scriptfunctie FieldName retourneert de naam van het veld met het opgegeven nummer in een eerder geladen tabel. Als de functie wordt gebruikt in een LOAD-opdracht, mag deze niet verwijzen naar de tabel die op dat moment wordt geladen.
De scriptfunctie FieldNumber retourneert het nummer van een opgegeven veld in een eerder geladen tabel. Als de functie wordt gebruikt in een LOAD-opdracht, mag deze niet verwijzen naar de tabel die op dat moment wordt geladen.
De scriptfunctie NoOfFields retourneert het aantal velden in een eerder geladen tabel. Als de functie wordt gebruikt in een LOAD-opdracht, mag deze niet verwijzen naar de tabel die op dat moment wordt geladen.
De functie NoOfRows retourneert het aantal rijen (records) in een eerder geladen tabel. Als de functie wordt gebruikt in een LOAD-opdracht, mag deze niet verwijzen naar de tabel die op dat moment wordt geladen.
Deze scriptfunctie retourneert het aantal tabellen dat eerder is geladen.
NoOfTables()
Deze scriptfunctie retourneert de naam van de tabel met het opgegeven nummer.
TableName(table_number)
Deze scriptfunctie retourneert het nummer van de opgegeven tabel. De eerste tabel heeft nummer 0.
Als table_name niet bestaat, wordt NULL geretourneerd.
TableNumber(table_name)
Voorbeeld:
In dit voorbeeld willen we een tabel maken met informatie over de tabellen en velden die zijn geladen.
Eerst gaan we een aantal steekproefgegevens laden. Hiermee worden de twee tabellen gemaakt die worden gebruikt om de tabelfuncties die in deze sectie worden beschreven te illustreren.
Characters:
Load Chr(RecNo()+Ord('A')-1) as Alpha, RecNo() as Num autogenerate 26;
ASCII:
Load
if(RecNo()>=65 and RecNo()<=90,RecNo()-64) as Num,
Chr(RecNo()) as AsciiAlpha,
RecNo() as AsciiNum
autogenerate 255
Where (RecNo()>=32 and RecNo()<=126) or RecNo()>=160 ;
Vervolgens itereren we door de tabellen die zijn geladen, via de functie NoOfTables en daarna door de velden van elke tabel, via de functie NoOfFields, en laden wij informatie met behulp van de tabelfuncties.
//Iterate through the loaded tables
For t = 0 to NoOfTables() - 1
//Iterate through the fields of table
For f = 1 to NoOfFields(TableName($(t)))
Tables:
Load
TableName($(t)) as Table,
TableNumber(TableName($(t))) as TableNo,
NoOfRows(TableName($(t))) as TableRows,
FieldName($(f),TableName($(t))) as Field,
FieldNumber(FieldName($(f),TableName($(t))),TableName($(t))) as FieldNo
Autogenerate 1;
Next f
Next t;
De resulterende tabel Tables ziet er als volgt uit:
Load table
Table
TableNo
TableRows
Field
FieldNo
Characters
0
26
Alpha
1
Characters
0
26
Num
2
ASCII
1
191
Num
1
ASCII
1
191
AsciiAlpha
2
ASCII
1
191
AsciiNum
3
Was deze pagina nuttig?
Als u problemen ervaart op deze pagina of de inhoud onjuist is – een typfout, een ontbrekende stap of een technische fout – laat het ons weten zodat we dit kunnen verbeteren!